Context-modellering
Jan
van Til
De aandacht
voor het fenomeen “context” groeit. Professionals ontdekken langzaam maar zeker
de doorslaggevende rol van context tot heldere betekenis van informatie;
begripsverwarring laat zich effectief bestrijden door context stelselmatig in
de vergelijking te betrekken. Want informatie is nu eenmaal niet zelfdragend –
staat m.a.w. nooit op zichzelf, maar manifesteert zich altijd in context.
Ja, dat duo
– context-en-informatie – krijgt het in twee-eenheid voor elkaar verwarring van
geval tot geval te minimaliseren. En aan verwarring hebben we een broertje
dood. Helemaal in hedendaagse wereld van dynamiek en voortdurende
veranderingen: wat iets betekent moet snel helder èn
direct action-able zijn. Voor verwarring is steeds
minder ruimte; voor bijsturing steeds minder tijd. Verwarring leidt maar zo tot
schade, tot allerhande vervelend gedoe, imagoproblemen, gemiste kansen,
verloren opdrachten enzovoort.
Hoe doe je
dat dan – hoe modelleer je context? Met het modelleren van informatie bestaat
ruime ervaring. Context-modellering, daarentegen, lijkt nieuw en heeft veel weg
van een onontgonnen terrein [1].
Wat is
(dan) context? Context is, net als informatie dat is, ‘gewoon’ … informatie. Con-text is dat weefwerkje aan informatie dat samen met
informatie als onafscheidelijk duo door het leven gaat. Informatie hoort als,
zeg maar even, in-text bij dat weefwerkje aan
informatie; de con-text. Informatie en context zijn
daarbij, dat zal niemand verbazen, geen sitting ducks; nee, het zijn moving
targets – altijd in ontwikkeling! Inderdaad, het context-en-informatie duo
dient de dynamiek van het leven van alle dag soepel en op de voet te kunnen
volgen.
Oké, dat
klinkt (misschien) wel goed, maar is het niet erg ingewikkeld? Ja, inderdaad,
het is een stukje moeilijker dan we nu gewend zijn. Maar het is eerst en vooral
… Nieuw! En dáárdoor mogelijk niet in één klap (goed)
te doorgronden.
Bij
informatie en context gaat het enerzijds om hetzelfde – om informatie. En
tegelijk is er ook verschil. Verschil dat zich steeds dynamisch manifesteert.
Want zodra je naar een bepaald ‘punt’ (lees: bepaalde informatie) in een
informatie-weefwerk wijst… je erop focust, zeg ook
maar… dan rijst dat ‘punt’ (die informatie) a.h.w. op… en neemt daarbij alle
direct en indirect ermee verbonden ‘punten’ (alweer: informatie) met zich mee.
Onderstaande figuur geeft daarvan een heel aardige indruk:
En al die
meegetrokken ‘punten’ vormen in dat meegetrokken verband samen de context voor
dat rode aangewezen ‘punt’ (informatie). Wie zich op een (iets) ànder ‘punt’ (informatie) in het weefwerk
focust… die trekt daarmee ook een (iets) andere context op. Heel dynamisch; dat
spreekt voor zich. En dat is wat je misschien wel informatie-relativiteit zou
kunnen noemen.
Maar… hoe
doe je dat dan – hoe modelleer je dan zo’n ‘punt’? Zo’n ‘punt’ vatten we op als
een informatieknooppunt. En elk informatieknooppunt bevat een x-aantal
attributen – zodanig dat de verschillende knooppunten samen een fijnmazig en
ordelijk samenhangend verband vormen: dat weefwerk,
die textuur.
Maar… hoe
doe je dat dan – hoe modelleer je dan zo’n weefwerk?
Is het modelleren van informatie-relativiteit niet enorm lastig en ingewikkeld?
Ja, inderdaad, ik zei het al: het is beslist moeilijker dan we nu gewend zijn.
Maar het is eerst en vooral erg … Nieuw! En daardoor mogelijk niet zonder slag
of stoot te overzien/te doorgronden. Want informatie-relativiteit vergt een
ruimer denkkader dan het gangbare.
Ons huidige
denkkader heeft absolute betekenis van informatie a.h.w. in de genen zitten en
dat werkt dan ook diep door in de informatiemodellen die we maken. Velen van
ons kregen dat denkkader via professionele opleiding met paplepel ingegoten.
Minpunt ervan is echter dat het volstrekt ontoereikend is voor
Context-modellering. Want binnen zo’n absoluut denkraam kan Context-modellering
haar relativiteits-vleugels niet uitslaan en komt domweg niet van de grond.
Voor een specifiek probleem wordt, in het huidige denkkader, een netzo specifiek informatiemodel annex netzo
specifieke software geconstrueerd. En met hedendaagse dynamiek kraakt zo’n
informatiemodel (annex software) al vrij snel in haar voegen en moet dan
meestal rigoureus op de schop.
De voor
Context-modellering benodigde manier van denken en doen kenmerkt zich om te
beginnen door het onderscheiden van ontwerpbereik en constructiebereik. Binnen
het huidige denkraam wordt het ontwerpbereik gelijkgeschakeld met het
constructiebereik. Context-modellering vereist echter een ruim ontwerpbereik –
véél ruimer dan het constructiebereik! Dat ene probleem waar jij nu concreet
mee zit en waarvoor concreet een oplossing (constructie) dient te worden
bedacht en vervaardigd, blijkt, volgens ontwerp à la Context-modellering,
‘slechts’ een… bijzonder geval. Ergo: uitgaande van ontwerp à la
Context-modellering, kunnen we ‘zomaar’ een breed scala aan problemen
adresseren. En dat blijkt al snel reuze praktisch, want problemen blijven, zo
ondervinden we dagelijks aan den lijve, nooit lang hetzelfde.
Wie het
ontwerpbereik sterk vergroot komt al snel in aanraking met… relativiteit,
d.w.z. met tal van reële verschillen en overeenkomsten in betekenis van
informatie. Neem bijvoorbeeld zoiets als een transportleiding. Zelfs wanneer je
je zou beperken tot gastransport via, vooruit: nog een beperking, leidingen,
manifesteert zich al snel een waaier aan realistische ideeën over wat een
transportleiding nu precies is. Er blijken net zoveel betekenissen te
zijn/komen als zich in de loop van de tijd aan gedragsmogelijkheden voor/met/door/van
zo’n transportleiding aan ons voordoen. Met Context-modellering breng je de
aangetroffen reële verschillen en overeenkomsten apart en tegelijk samenhangend
(relatief) bij elkaar in één model. Latere ontwikkelingen – immers: vrijwel
niets blijft lang hetzelfde – worden d.m.v. juxtapositie ‘gewoon’… toegevoegd.
En dat blijkt al snel reuze praktisch, want wie heeft er vandaag de dag nog
tijd (en geld) voor het rigoureus op de schop nemen van een informatiemodel
(annex software)?
Hmm…, ja, klopt, inderdaad, dat is
Nieuw! Ja, Context-modellering levert een informatiemodel op van dat weefwerk aan informatieknooppunten. Een model waarin
informatie fijnmazig is gedistribueerd over de verschillende
informatieknooppunten. Alle informatie in zo’n Contextueel-model kan o.b.v.
focus worden benaderd en geduid tot situationeel heldere betekenis [2]. Tot
situationeel trefzekere actie. En informatie van uitstekende, action-able kwaliteit, blijkt al snel reuze praktisch, want aan
(dreigende) verwarring, vertraging, ongelukken enzovoort hebben we een broertje
dood.
Zo’n
Contextueel informatiemodel is, dat zal niemand verbazen, infrastructureel van
karakter. En op basis van zo’n informatiemodel kan dan ook een scala aan
specifieke constructies worden gebouwd, constructies die kleiner zijn, die
flexibeler kunnen worden aangepast, die eenvoudiger kunnen worden vernieuwd of
simpelweg worden weggegooid en in een stuk minder tijd compleet worden
herbouwd. Want de onderliggende enkelvoudige informatie-infrastructuur is stabiel
en voor hergebruik bij uitstek geschikt. Tegelijk is zo’n informatiemodel al
heel snel (lees: met geringe uitbreidingen) bruikbaar voor andersoortige
problemen. En dat blijkt al snel reuze praktisch, want niet alleen de kosten
maar ook de time-to-market van oplossingen staan
sterk onder druk; beide moeten omlaag.
Bestaat
Haarlemmerolie dan toch? Nee. Met Context-modellering ontsnappen we ‘slechts’
aan de inmiddels knellende mythe van absolute betekenis van informatie. We
erkennen informatie-relativiteit voluit, passen onze informatiemodellen annex
software-constructies er op aan en komen op die manier weer een majeure stap
verder in onze ontwikkeling. Niet meer; niet minder. Want, ik val in herhaling,
informatie is nu eenmaal niet zelfdragend, staat m.a.w. nooit op zichzelf, maar
manifesteert zich altijd in context. Altijd.
Maar… om op
die vraag terug te komen: hoe doe je dat dan – hoe modelleer je dan zo’n weefwerk? Hoe vervaardig je zo’n Contextueel
informatiemodel? Laten we eens een moment stilstaan bij het begrip
“ingezetene”. En ik verwijs daarbij graag naar een weliswaar eenvoudig [3],
maar tegelijk ook heel aansprekend modelleervoorbeeld van de hand van Pieter
Wisse: Ingezetene,
ontwerp van een contextueel-semantisch diagram met Metapatroon. Het
‘verhaal’ is stap voor stap te volgen. Een ingezetene blijkt al snel niet op
zichzelf te staan, maar heeft voor heldere duiding context nodig. Die context
wordt stap voor stap toegevoegd – vergezeld van de nodige uitleg (elk ‘blokje’
is een informatieknooppunt). In stap 7 is het model compleet, waarna, in
omgekeerde volgorde, nogmaals de opbouw van het model wordt getoond.
Dat is
Nieuw – en daarmee mogelijk nogal onwennig. En er is maar weinig nodig of we
wenden ons hoofdschuddend en/of schouderophalend af. Maar wie het verhaal tot
hiertoe volgde, doet er goed aan nog even door te bijten. Want net voorbij de,
zeg maar even, onwennigheidsbarrière liggen oude en vertrouwde elementen in
volstrekt nieuwe setting op ontdekking te wachten. Wacht, ik doe een poging tot
(verdere) verduidelijking.
We kunnen
ons op drie manieren door de ruimte bewegen: links/rechts, voor/achter en
op/neer. Elke bewegingsrichting is een combinatie van deze drie. We spreken ook
wel van drie dimensies. Wie één dimensie benut, kan alleen een rechte lijn
tekenen. Wie er twee gebruikt, kan een figuur tekenen – bijvoorbeeld een
vierkant. Zo’n vierkant bestaat weer uit rechte lijnen; vier stuks. En wie drie
dimensies tot z’n beschikking heeft, kan een lichaam construeren – bijvoorbeeld
een kubus. En een kubus bestaat weer uit figuren: zes vierkanten.
Hogere
niveaus combineren onderliggende zaken tot Kwalitatief Nieuwe mogelijkheden.
Mogelijkheden waarvan je je op lagere niveaus geen voorstelling kunt maken. Op
niveau twee kom je met geen mogelijkheid verder dan figuren (zes losse
vierkanten). Pas op het volgende niveau is daar opeens en zonder geleidelijke
overgang die fantastische mogelijkheid tot lichaam (kubus) – met gebruikmaking
van bekende figuren.
Natuurlijk
kun je een lichaam niet zonder slag of stoot doorgronden als je getraind bent
in het werken met figuren, maar je kunt je er wel alvast een eerste, flauwe
voorstelling van maken. En wanneer je dat doet… dan zie je voor het eerst de
contouren van datgene wat je een poosje later als kubus alweer zo heel gewoon
vindt. Je had het niet kunnen raden, maar heb je er eenmaal van gehoord, dan
krijg je bijna het gevoel dat je het had moeten kunnen raden: zo logisch!
Wie echter
aan deze zijde van onwennigheidsbarrière blijft staan…, die leeft verder in vol
besef van figuren; losse vierkanten. De daar òndenkbare
kubus verschijnt na het passeren van die barrière evenwel subiet en prominent
op netvlies. En de latente angst dat oude en vertrouwde figuren/lijnen verloren
zouden gaan… blijkt volkomen ongegrond. Al snel kun je je niet of nauwelijks
meer voorstellen hoe het leven zonder lichamen er uit zag.
Context-modellering
vergt een ruimer denkraam dan het gebruikelijke. We schakelen een dimensie bij
en laten figuren Nieuw tot leven komen in lichamen. Lichamen verenigen figuren
zonder dat deze verloren gaan. Reële betekenisverschillen van informatie zijn
apart kenbaar (verschillende figuren) en toch samen onder één dak – verenigd in
één lichaam. Lichamen geven de moeilijkheden die we met figuren ondervinden
volop de ruimte. Moeilijkheden? Ja, gebrekkige informatiekwaliteit,
informatie-inconsistentie, trage time-to-market, hoge
kosten en gebrek aan wendbaarheid van hedendaagse informatievoorziening. Dat
zijn niet te negeren moeilijkheden die met een andere kijk op en praktijk van
informatiemodellering – contextuele informatiemodellering – als sneeuw voor de
zon verdwijnen.
Nogmaals:
nee, geen Haarlemmerolie. Wel komen we er alvast een hele ontwikkelingsstap mee
verder. En ook op dat nieuwe ontwikkelingsniveau zullen we geheid weer nieuw
problemen tegen het lijf lopen. En die kunnen we oplossen door een volgende
dimensie bij te schakelen; door lichamen te verenigen tot … uhh,
tja, wie zal het zeggen. Maar dat komt later. Laten we nu eerst die geweldige
stap van figuren naar lichamen proberen te maken. Van absolute modellering
(waar we in een stabiele wereld prima mee wegkwamen) naar relatieve modellering
[4]. Dáár zit onze moderne netwerksamenleving om te springen!
En niemand
hoeft, gelukkig, nog van scratch af aan te beginnen. Want er is op het vlak van
context-modellering al veel (grond)werk verzet – en, ja, klopt ook, er ligt nog
heel wat werk te wachten. Een methode voor contextuele informatiemodellering
[4] bestaat al geruime tijd: Metapatroon – een methode waarin niet alleen
Context maar ook Tijd expliciet worden geadresseerd [5].
Noten:
[1]
Zie Context
in kaart (Via Nova Architectura; 2014) voor een
meer gedetailleerde uiteenzetting.
[2]
Voor wat meer detail vormt Architectuur
van Informatie (Via Nova Architectura; 2013), een
goed vertrekpunt. Ook The
Core of Information Oriented
Architecture (Information Roundabout; 2012) kan
hier, voor wie meer wil weten, verder helpen.
[3]
Voor hen die het voorbeeld als (te) triviaal ervaren, wijs ik hier naar een
(aanzet tot een) groter contextueel informatiemodel in het overheidsdomein. Dat
Model
(goed leesbaar op A0-formaat!) presenteert Suwinet,
de registers GBA, BAG en BOR en ook Uitvoeringsorganisatie op ordelijk
samenhangende wijze. De bij de verschillende modellen behorende documentatie
treft u op dezelfde website aan.
[4]
Relatieve modellering, of context-modellering – allemaal synoniemen. In eerdere
artikelen bediende ik me (ook) van de term stelselmatige informatiemodellering.
Maar systematische informatiemodellering dekt de lading ook en is wellicht ook
een heel goede term. Zie Stelselmatig
Informatiemodelleren (Via Nova Architectura;
oktober 2014).
[5]
Metapatroon
is ontwikkeld door Pieter Wisse.
Een bijbehorend operationeel platform is ook voor handen: Knitbits.
Maart 2015, 2015 © Jan van Til