Aanzet tot duurzame registers

 

Jan van Til

 

 

Aan- en inleiding

 

“Ik raak er meer en meer van overtuigd,” zo hoorde ik iemand gloedvol uiteenzetten, “dat we veel, veel meer nadruk moeten leggen op informatieregisters.” De spreker lichtte verder toe dat hij het plan had opgevat om aan de hand van het conceptuele informatiemodel van zijn organisatie te komen tot robuuste en duurzame informatievoorziening vanuit informatieregisters. [1]

 

Maar hoe? Want, ja, hoe doe je dat – hoe ontwerp je een stelsel van ordelijk samenhangende informatieregisters? [2] Een reuze intrigerende vraag, waarop de spreker het antwoord niet 1-2-3 paraat had.

 

En, ja, inderdaad, zoveel ben ik wel met de spreker eens – de register-richting moeten we zeker op! De opgeworpen vraag is m.i. niet alleen maar intrigerend, maar ook nieuw en zo heel ànders. Want vanuit, zeg maar even, ‘registraal’ vertrekpunt, vanuit oriëntatie op informatie dus, wordt nog niet of nauwelijks gedacht over informatievoorziening – laat staan gedaan. [3]

 

Het gaat immers niet om het bedenken, het ontwerpen van een handvol losse registers. Nee, zoals in de ons omringende werkelijkheid alles met alles samenhangt … zo hangt ook de informatie óver dat alles onderling onmiskenbaar samen! Wie daarover de schouders ophaalt, hoeft eigenlijk niet eens aan informatieregisters te beginnen. Want die komt niet tot een heus stelsel; die blijft steken in losse, weinig samenhangende en daarmee ook rammelende lijsten – waarvan we er al meer dan genoeg hebben. En daar schiet niemand iets mee op.

 

Eerlijk gezegd … denk ik dat bij dat plan van de spreker hierboven nog wel één en ander komt kijken voordat gedane moeite tot succesvol ontwerp en realisatie van ordelijk samenhangende informatieregisters leidt! Laat ik daarom eerst het grondwerk eens in kaart proberen te brengen – grondwerk levert immers voortreffelijke basis waarop ontwerp en realisatie in vol vertrouwen vorm kunnen krijgen! Grondwerk voor registers dus, dáár gaat het over in dit artikel – niet meer, niet minder.

 

 

Oppassen geblazen

 

De term register ademt een formele en tegelijk ook heel vertrouwde sfeer. Degelijkheid, ja, dat ligt ook in de term besloten. Kortom met zo’n term komt/zweeft zomaar de welhaast zwoele suggestie mee dat het – met registers in place dus – toch zeker wel goed zit of snel komt.

 

En daarom is het oppassen geblazen, want dergelijke termen komen tegenwoordig gemakkelijker en sneller in de mode dan ooit. Of er nu werkelijk iets nieuws achter zit of niet – doorgaans wordt ‘het’ met de nodige tam-tam en als een heuse innovatie gebracht. Maar meestal, inderdaad, zit er niet of nauwelijks iets (nieuws) achter. [4]

 

Ook de term register (b)lijkt aan deze mode-mangel ten prooi te zijn gevallen. ‘Gisteren’ heette het nog gewoon lijst/tabel of database; nu wordt datzelfde ‘ding’ voorzien van het label register en zonder blikken of blozen als heuse innovatie gebracht. [5] Da’s een hippere term – die meer nabijheid suggereert en, zoals gezegd, als vanzelf goed en vertrouwd aanvoelt. Dat verkoopt zoveel beter. Nee, klopt ook: niemand die er (verder) iets mee opschiet.

 

Hoewel het sterke gevoel dat het rondom informatievoorziening structureel anders en beter moet en kan m.i. volkomen terecht is, moeten we dus ook hier oppassen voor en rekening houden met uitholling van de term register en het mogelijk voortijdig stranden van (alweer) een veelbelovende poging tot substantiële verbetering. Want innovatiedrang/innovatiedwang maakt gemakkelijk (veel) meer kapot dan ons lief is.

 

 

Waar hebben we het dan (eigenlijk) over?

 

Wat is een register eigenlijk? Wat is de essentie, de crux van zo’n ‘ding’? En hoe maak je de ‘warme’ en goed aanvoelende suggestie die zo sterk van die term afstraalt nu echt concreet, waardevol en operationeel?

 

Laten we, om te beginnen, eens te rade gaan bij de alom bekende bron-van-wijsheid die we de Van Dale noemen. [6] Volgens de Van Dale is een register een “voortdurend bijgehouden lijst met gegevens over personen of zaken”. Dat lijkt helder en overzichtelijk; het gaat dus om:

-       een lijst van informatie over

-       personen of zaken die

-       voortdurend wordt bijgehouden: actueel.

 

 

Eén register of meerdere (soorten) registers?

 

Kunnen we toe met één (soort) register of gaan we maar beter direct uit van meerdere, en dus verschillende (soorten) registers?

 

Wat te denken van personen? De Van Dale zegt over persoon (juridische context): “menselijk wezen of lichaam (vereniging enzovoort) met rechten en plichten die door de wet erkend worden”. Daarbij maakt de Van Dale onderscheid tussen natuurlijke personen en rechtspersonen. Bij het begrip persoon levert de Van Dale moeiteloos ruim 600 hyponiemen; het ‘loopt’ van aanbidder door tot en met zwerver.

 

En wat te denken van zaken? De Van Dale zegt over zaak (juridisch): “alle goederen en rechten die een bestanddeel van het vermogen kunnen uitmaken”. Er zijn, zo geeft Van Dale verder nog aan, roerende zaken en onroerende zaken, gebruikszaken en verbruikszaken.

 

Dus, nee – en eigenlijk ook helemaal niet verbazingwekkend: praktisch gezien en in alle redelijkheid kunnen we niet toe met één (soort) register.

 

 

Een heus stelsel van registers of een willekeurig setje?

 

Hebben we echt een stelsel-van-registers nodig? Is die onderlinge samenhang werkelijk cruciaal? Moet die samenhang van meet af aan zijn mee-bedacht/ontworpen? Of kunnen we, zoals we dat nu ook doen – dus: ieder systeem voor zich, iedere unit voor zich, ieder bedrijf (of overheidsinstantie) voor zich – ook wel toe met willekeurige setjes op de eigen maten en eigenaardigheden toegesneden registers (en moet de, zeg maar even, ‘integratie-club’ er maar gewoon voor zorgen dat de (losse) eindjes zorgvuldig en zonder informatieverlies aan elkaar worden geknoopt)? [7]

 

Is het wellicht zo dat, wanneer we zouden beschikken over een stelsel van ordelijk samenhangende informatieregisters – dus zonder duplicaten, inconsistenties enzovoort), … de hele integratieproblematiek zoals we die nu kennen in een volledig ander, zoveel eenvoudiger, daglicht zou komen te staan? Dat is een reuze intrigerende Vraag! [8]

 

Zonder alle antwoorden precies op een presenteerblaadje te hebben klaarliggen… de Van Dale maakt expliciet onderscheid tussen personen en zaken. Wanneer, eenmaal op weg naar informatieregisters, er (slechts) twee (soorten) registers zouden ontstaan, is meteen duidelijk dat die niet op zichzelf staan: personen en zaken hebben immers van alles en nog wat met elkaar van doen! Voorstelbaar is dat niet alle (soorten) registers even nauw op elkaar zullen zijn betrokken. Maar betrokkenheid, onderlinge afhankelijkheid is er geheid! Registers moeten we daarom maar beter opvatten als een ordelijk samenhangend stelsel; zeker niet als een willekeurig losse setjes!

 

 

Ieder voor zich – of maar beter infrastructureel?

 

We richten ons dus op een stelsel. Een heus stelsel bestaande uit twee of meer ordelijk samenhangende (soorten) informatieregisters. Maar … een stelsel voor wie (allemaal)? De eigen unit? Het eigen bedrijf? De eigen branche? Kortom: wat is een goede keuze voor het bereik van het stelsel? En wat zegt de keuze voor dat bereik over de, zeg maar even, infrastructuraliteit van het stelsel? [9]

 

Maar ergens … ligt het ergens niet gewoon reuze voor de hand dat verschillende bedrijven en branches in wezen met min of meer dezelfde stelselopzet – en wellicht zelfs met dezelfde gegevensbasis uit de voeten zouden moeten kunnen? Elk bedrijf doet nu eenmaal van alles en nog wat met personen. En binnen en tussen bedrijven is van alles en nog wat gaande m.b.t. personen en zaken, dus goederen en/of assets zeg ook maar.

 

Natuurlijk is het wel zo dat elke branche en elk bedrijf zo z’n eigen specifics en bijzonderheden kent. [10] En die moeten ook zeker niet verloren gaan in al te onstuimig register-enthousiasme en/of standaardisatiedrang/-dwang! Ieder moet – dat spreekt voor zich – wel reëel z’n eigen ding op reëel z’n eigen manier kunnen blijven doen! Maar … welke en hoeveel van onze gegevens zouden we eigenlijk niet ‘gewoon’ met elkaar kunnen delen? Hoeveel is er niet nodeloos dubbel, driedubbel en nog erger voorhanden? Hoeveel geld (kracht) kost dat? Welke concurrentiekracht zou men daarmee (nog) kunnen ontwikkelen?

 

Met andere woorden: als het register-gebeuren duidelijke infrastructurele aspecten kent – en daar lijkt het maar al te sterk op, kunnen we dat bij het uitvoeren van grondwerk voor robuuste informatieregisters niet negeren! Althans: niet straffeloos.

 

 

Wat is het bereik van het stelsel registers?

 

Wie/wat willen we ermee bereiken? En wie/wat (vooral) niet? De enkele afdeling/unit? De enkele organisatie? De eigen organisaties? Dezelfde branche? Nog groter? Nationaal? Europa? Nog internationaler?

 

Hoe verhouden onze registers zich (dan) tot de registers van andere bedrijven en andere (personen)verbanden? En tot de registers van onze overheid/overheden? Wat hebben we gemeenschappelijk; welke informatie zouden we gemakkelijk en risicoloos uit gemeenschappelijke, enkelvoudige registers kunnen betrekken?

 

Tot zover de vragen; de volgende secties geven (aanzet tot) antwoord.

 

 

Over ontwerp-bereik en constructie-bereik

 

Voordat de vraag naar het bereik van het stelsel van registers zinvol(ler) kan worden beantwoord, moet eerst het onderscheid tussen ontwerp-bereik en constructie-bereik aan de orde komen. Voor de constructie noemen we het bereik ook wel scope. Wie een constructie bouwt, bijvoorbeeld een register, maakt daarvoor gebruik van (ten minste) een ontwerp. En de vraag is dan hoe het bereik van het ontwerp zich dient te verhouden tot het bereik van de te realiseren constructie. Heel gebruikelijk is de 1-op-1 verhouding. Een ruimer ontwerp-bereik wordt door velen nog altijd gemakkelijk gezien als je reinste verspilling. [11]

 

Voor de korte termijn lijkt dat vaak een (voldoende) goede strategie; de zondvloed komt doorgaans (wat) later – meestal ná een project. Voor de lange(re) termijn is het vrijwel altijd desastreus. En met de huidige sociale, maatschappelijke dynamiek wordt die lange(re) termijn steeds korter. Ieder is dus maar beter op zijn/haar hoede! En wie met een stelsel van ordelijk samenhangende registers aan de slag gaat, moet al helemaal op zijn hoede zijn: de registers zijn immers onderling afhankelijk en hebben bij een beetje bereik maar zo infrastructurele karaktertrekken.

 

Een voorbeeld. Wie primair iets van doen heeft met zoiets als een gastransportnet, kan het ontwerpbereik beperken tot gas en de gas-zaken die daar bij horen. Verstandig is het echter niet, want er is zoveel meer dan gas: ook water stroomt door leidingen – zowel schoon als afvalwater (riolering). Denk aan olie. Aan buizenpost. Enzovoort. En wat te denken van elektriciteit? Dat stroomt door buizen die we draad/kabel noemen. Al dat soort transportsystemen heeft veel weg van gas, maar verschillen er tegelijk ook (behoorlijk) van. Wie het ontwerpbereik zo ruim neemt dat ook ‘nabije’ soorten transportsystemen verkend kunnen worden, komt met een veel robuuster, doordachter, duurzamer ontwerp voor het voetlicht: er is immers ruim nagedacht – en de resultaten ervan zijn verwerkt in het ontwerp t.b.v. van de specifieke constructie waarvoor belangstelling bestaat.

 

Voor een stelsel van ordelijk samenhangende informatieregisters – al snel onmiskenbaar infrastructureel van aard – is het daarom zeer aanbevelenswaardig het ontwerpbereik ruim te kiezen; veel ruimer dat het toevallige constructiebereik waaraan we in een bepaald project/programma voldoende hebben.

 

Extra motief: register denken-en-doen is erg nieuw – tenminste, als je er serieus werk van maakt en je niet klem laat zetten door het heersende, maar o zo beperkte IT-denkraam (wereldbeeld). Een ruim ontwerpbereik brengt de meest wezenlijke reële verschillen in kaart en geeft het beste zicht op een robuust en duurzaam stelsel (constructie).

 

 

Dus … wat is het bereik van het stelsel?

 

In het algemeen is het zo dat een organisatie een constructie bouwt (laat bouwen) voor eigen gebruik. Door het ontwerpbereik een heel stuk ruimer te kiezen gaat zo’n constructie veel langer mee, is ook robuuster, gemakkelijker aanpasbaar enzovoort.

 

Tegelijk moeten we ons realiseren dat de Van Dale de, zeg maar even, hoofdindeling in personen en zaken niet voor niets maakt. We zien gemakkelijk in dat voor personen (rechtspersonen en natuurlijke personen) en ook voor vele zaken geldt dat ze niet slechts bìnnen een bepaald verband (branche, organisatie, unit, …) betekenis hebben, maar zeker ook daarbuìten: in vele andere verbanden op vele andere manieren!

 

Wie dus zelf, laten we zeggen als werkgever, een, bijvoorbeeld, werknemersregister wil opzetten … doet er goed aan zich te realiseren dat een medewerker eerst en vooral een natuurlijk persoon is – en pas daarná gedurende een bepaalde periode in één of meer hoedanigheden betrokken is bij één of meer werkgevers. En als natuurlijk persoon zijnde, gelden ook andere/ruimere betrekkingen: met een staat (burger, vreemdeling, …), met andere werkgevers, met werknemers, met (beroeps)verenigingen, met (vak)bonden, met noem-maar-op.

 

Wat is het bereik van ‘zijn’ werknemersregister? En hoe verhoudt dat register zich tot bijvoorbeeld het BRP (de Basisregistratie Personen) en/of de RNI (het Register Niet Ingezetenen)? Gaat hij ook een register aanleggen waarin hij zijn handelspartners (rechtspersonen) onderbrengt? En hoe verhoudt zich dat tot het NHR (Nieuw Handels Register)? Is er sprake van een voertuigenpark? Hoe verhoudt zich dat tot wat de RDW vastlegt (en andere voertuigenparkbeheerders)? Zijn er gebouwen? Hoe is de relatie met de BAG? En de relatie met BRK (Basisregistratie Kadaster)?

 

Door het ontwerpbereik ruim te nemen, komen al dit soort vraagstukken reëel aan de orde en kan een duurzame, weloverwogen beslissing worden genomen m.b.t. keuze voor bepaalde (soorten) registers en een verstandig constructiebereik ervoor en de mate van infrastructuraliteit ervan.

 

Wie serieus werk maakt van registers komt m.b.t. het bereik (dus) al heel snel in informatie-infrastructureel vaarwater terecht. Dat kan eigenlijk ook niet anders. Wat houden we zelf bij in ons deel van het X-register en wat betrekken we uit andere delen van aanpalende X-registers? Gaan we serieus werk maken van reductie van de informatiehooiberg? Gaan we eindeloze duplicatie van informatie een halt toe roepen? Gaan we inconsistentie met wortel en tak uitroeien? De wereld draait steeds sneller, er zijn steeds meer partijen die steeds vaker steeds weer iets anders willen. Partijen die ook steeds nauwkeuriger antwoorden willen. Right the first time is een aan belang winnend adagium; er is steeds minder tijd voor correctie.

 

Dat is de nieuwe wereld die we binnendrijven – onontkoombaar. Dat is nieuw. Dat is niet iets waar we de ogen voor moeten sluiten. We moeten dergelijke hectiek, variëteit, differentiatie enzovoort onder ogen zien en verstandige dingen besluiten. Hoe kiezen we onze registers? Hoe verdelen we de informatie over die registers?

 

Om terug te komen op de vraag naar het bereik van het stelsel: ruim en infrastructureel qua ontwerp. Qua constructie: infrastructureel, passend bij de problematiek en de (technologische) mogelijkheden van het moment.

 

 

Applicatie-oriëntatie versus informatie-oriëntatie

 

Nu het (scrabble-)woord informatie-infrastructureel is gevallen, is het toch ook goed even stil te staan bij onze oriëntatie – iets waarvan we ons mogelijk niet eens (zo heel) bewust zijn.

 

Zolang mensen bestaan, maken ze gebruik van (technische) hulpmiddelen. Dat begon al bij vuistbijl en dierenvel. Een vrij jonge loot aan de boom van hulpmiddelen zijn de IT-applicaties. Deze technologie is zo fantastisch, zo krachtig, zo kneedbaar, zo betoverend gebleken dat velen het hele idee van hulpmiddel zijn kwijtgeraakt … en van applicatie en van technologie langzaam maar zeker een alles overschaduwende hoofdzaak hebben gemaakt. Dat ging en gaat ten koste van waar het nog altijd echt om draait: informatie.

 

Wie serieus met informatieregisters aan de slag gaat, moet zich realiseren dat het applicatie denken-en-doen hem/haar a.h.w. in het bloed, in de genen zit en dus een veel grotere rol speelt dan hij/zij zich wellicht realiseert. Register denken-en-doen is eerst en vooral informatie-oriëntatie. [12] Daarbij tuimelen we vaak en gemakkelijk in de val van applicatie-oriëntatie. Wees gewaarschuwd.

 

 

Nieuw – informatieverkeer

 

Zowel de IT als ook de gebruikers van IT-producten praten over applicaties alsof ze het begin- en eindpunt vormen van … ja, van wat eigenlijk? Hoe dan ook: de applicatie staat he-le-maal centraal in denken en doen. Waar we ook over spreken (service, interface, proces, …) … in no time duikt de applicatie als leidend ‘ding’ weer op.

 

Dat wat slechts hulp-middel is, promoveert daarmee gemakkelijk en ongemerkt naar het veel te hoog gegrepen niveau van doel. En daarmee komt de kern van de zaak – netzo onopgemerkt – in (slag)schaduw terecht: informatie – het goedje waar het voor gebruikers om draait. Dat goedje wordt inmiddels zo vanzelfsprekend ervaren dat we het er eigenlijk niet meer serieus hebben. Desastreus! Want op zo’n voedingsbodem komt register-denken ‘natuurlijk’ niet van/uit de grond.

 

De metafoor van verkeer blijkt een uiterst krachtige. Zoals iedereen elke dag opnieuw – zonder er nog al te bewust bij na te denken – in het zo gevarieerde en ook nog eens variërende verkeer begeeft, als verkeersdeelnemer dus, zo worden personen, personenverbanden (verenigingen, organisaties enzovoort) en dingen namens personen(verbanden) deelnemer aan informatieverkeer. [13]

 

 

Informatie is …

 

Bij registers draait het steeds om informatie. En daarom heten ze ook wel informatieregisters. Zo, de deur staat weer helemaal open.

 

In het betoog hiervoor spraken we aanvankelijk over registers, maar al snel bleek het te moeten gaan over een ordelijk samenhangend stelsel van registers met al vlot infrastructureel bereik. En dan moet er ook nog informatie in. Maar hoe? Welke registers? En hoe verdeel je de informatie over die registers?

 

Belangrijke vragen – moeten ook worden beantwoord – zeker. Maar wellicht missen we nog iets in onze register-bagage. Wat is informatie eigenlijk; waar draait het eigenlijk om bij/met informatie; wat is het wezen, de crux, de essentie?

Vooruit, gelijk nog maar een spa dieper dan: welk wereldbeeld, welk paradigma wensen we (niet) te hanteren om de vorige vraag van een werkend/waardevol antwoord te voorzien?

 

Weer een heel stel vragen.

 

Waar draait het om bij informatie?

Bij informatie draait het om de betekenis ervan. Betekenis tot trefzekere actie in handen van personen of in ‘handen’ van zaken – maar dan namens personen. Zij moeten er zo snel mogelijk (dus zoveel mogelijk zonder extra vragen, extra zoekwerk) mee verder kunnen op een wijze die in één keer doel treft. Effectief en right the first time!

Wie zijn het die betekenis toekennen aan informatie?

Dat zijn individuele personen. Of zaken, maar dan volgens afspraak (weer namens personen). Toegekende betekenis kan van persoon tot persoon verschillen. De één is doodsbang voor spinnen; een ander speelt er mee. [14]

Is betekenis van informatie absoluut of relatief?

Relatief, of, beter gezegd: situationeel. Betekenis varieert niet alleen door de tijd heen. Betekenis varieert ook met de situatie waarin die informatie zich manifesteert; zich aan ons voordoet. Vroeger was ik bang voor de tandarts; nu niet meer. Een auto was vroeger een statussymbool; tegenwoordig heeft vrijwel iedereen zo’n ding (en velen zelfs twee of meer). Blokken in een leersituatie is iets heel anders dan blokken bij een volleybalnet. Enzovoort. [15]

Vanuit welk wereldbeeld/paradigma denken, praten en doen we?

Vanuit het wereldbeeld van het zgn. subjectief situationisme. Het is immers het menselijk subject dat be-teken-is aan tekens (lees: informatie) toekent. En die betekenis is altijd afhankelijk van de precieze situatie waarin een subject tekens/informatie waarneemt. Daarbij is ook het subject zelf gesitueerd; neemt het subject zichzelf ook altijd mee – met al z’n motieven, nukken en andere bijzonderheden (die door de tijd heen kunnen wijzigen). [16]

 

Kortom: informatie is qua betekenis altijd in formatie. In tijd en ruimte voor iedereen altijd  weer anders. Informatie is als een prachtige en kleurige zeepbel. Je kunt gauw een foto maken van hoe-ie hier-en-nu is – oeps: was, want voor je het weet knapt-ie en is het alweer voorbij.

 

 

Hoe organiseren (modelleren) we informatie?

 

Gewetensvraag: is, in het licht van voorgaande, de manier waarop we vandaag de dag informatie organiseren (modelleren) eigenlijk wel geschikt voor een stelsel van ordelijk samenhangende informatieregisters met infrastructureel bereik?

 

Iets anders geformuleerd: Wat is het alom heersende wereldbeeld dat IT-ers alom hanteren bij het modelleren (en gebruiken) van informatie?

 

Dat is hetzelfde wereldbeeld dat IT-ers ook hanteren bij/voor zgn. OO (Object Oriented). [17] En dat komt neer op logisch atomisme. Volgens logisch atomisme bestaan objecten apart en autonoom. Ook de relaties die tussen de autonoom gedachte objecten bestaan, gelden apart en autonoom. Zo’n relatie doet ook op geen enkele manier inbreuk op de autonomie van het object zelf. Daarom vertoont een object – volgens het logisch atomisme – dan ook zelfstandig, uniform gedrag. De betekenis van zo’n absoluut en autonoom gedacht object is dan ook altijd hetzelfde; dus onafhankelijk van tijd en onafhankelijk van de veelheid aan kleurige situaties waarin zo’n object zomaar verzeild kan raken.

 

Vanuit de praktijk van het dagelijkse leven weten we echter wel beter: zo werkt het natuurlijk niet! Nee, dat komen we echt nergens tegen! Maar op de één of andere manier is een mens – zodra hij/zij de IT-pet opzet dat op slag vergeten. Zodra de IT-er zijn/haar digitale mindset ‘aandoet’, zakt er als het ware een dikke sluier voor zijn/haar gezonde menselijke verstand … en gaat de wijsheid van het situationele pardoes op de plank en wordt verruild voor het absolute – maar tegelijk praktisch onmogelijke.

 

En dat is merkwaardig. Hoogst merkwaardig zelfs. Vervreemdend op zijn minst. Want digitale technologie is slechts hulpmiddel in handen van … mensen. En zo’n hulpmiddel werkt dus alleen in de handen van … mensen als het goed is afgestemd op de specifieke eigenaardigheden van … mensen. En mensen zijn nu eenmaal situationele en temporele wezens en dáárvan is betekenis-van-informatie voor mensen dan ook door en door afhankelijk. Een object is hooguit situationeel absoluut – minder relatief wordt het in de menselijke werkelijkheid domweg niet. En digitale hulpmiddelen die daar niet op zijn afgestemd, die daar niet mee om weten te gaan, werken niet goed en gaan niet lang mee. Is dat niet wat we alom om ons heen waarnemen? Het werkt helemaal niet of het werkt niet zo heel erg lang.

 

Daarom hanteren we zoveel liever het wereldbeeld van subjectief situationisme. Dat doet recht aan de mens en zijn eigenaardigheden. En dat geldt nog sterker wanneer we met registers aan de slag willen die infrastructureel moeten ‘werken’ – dus voor een veelheid aan mensen in een veelheid aan gevarieerde en ook nog eens variërende situaties. Wie een robuust stelsel van ordelijk samenhangende informatieregisters wil ontwerpen – informatieregisters die niet alleen binnen maar ook buiten de poorten van de eigen organisatie/branche enzovoort bruikbaar moeten kunnen zijn – doet er dus reuze verstandig aan over te stappen op subjectief situationisme. [18] Logisch atomisme is volstrekt ongeschikt voor zo’n voortreffelijke taak.

 

Dus, nee, de manier waarop we vandaag de dag informatie organiseren (modelleren) is niet geschikt – sterker nog: volkomen ongeschikt voor een infrastructureel stelsel van ordelijk samenhangende informatieregisters.

 

 

Informatiemodellering voor stelsel van registers

 

In de inleiding kwam het al even kort ter sprake: zoals in de ons omringende werkelijkheid alles met alles samenhangt … zo hangt ook de informatie erover onderling onmiskenbaar samen. Het is dan ook die samenhang die we zullen moeten vangen in onze informatiemodellen.

 

Dat geldt in zijn algemeenheid. Maar wanneer we een stelsel van ordelijk samenhangende informatieregisters willen ontwerpen, komt het er wel heel erg nauwkeurig op aan. Omdat er dan opeens sprake is van een veelheid aan mensen, met een veelheid aan situaties, met een veelheid aan motieven en een veelheid aan belangen. Voor de hele ‘club’ moeten de bijdragen van de verschillende registers door de tijd heen en voor elke optredende situatie soelaas bieden. Anders wordt het niks met zo’n stelsel aan registers.

 

Als alles in de ons omringende werkelijkheid zich in-situatie aan ons voordoet – waarbij we onszelf ook nog eens in-situatie voordoen, moet de informatie erover (voor zover relevant geacht) in-context gemodelleerd worden. [19]

 

Dat ene absoluut gedachte object zoals we dat kennen uit de apartheidswereld van OO, komt bij Context Oriëntatie, CO zeg dus ook maar even, als relatief object terecht in situationele objecten die bijeen gehouden worden door een zgn. nul-object. [20] Op die manier is dat ene object in de werkelijkheid verbonden met vele mogelijk situationele werkelijkheden en kan digitale technologie er – met al haar beperkingen en mogelijkheden – (weer) prima mee uit de voeten.

 

 

Hoe komen we tot grondige opzet van een stelsel registers?

 

Ahh … het geduld wordt inderdaad zwaar op de proef gesteld. En, ja, klopt, die (ham)vraag uit het begin van dit artikel, die ligt er nog: hoe doe je dat – hoe ontwerp je een stelsel van ordelijk samenhangende informatieregisters? [21] De beantwoording van die vraag hangt af van een aantal belangrijke keuzes (het grondwerk). En die keuzes moeten we dan nu expliciet gaan maken. We kiezen voor:

 

-       Aanpak. Stelselmatig. Het draait om meerdere, onderling afhankelijke, ordelijk samenhangende (soorten) registers; om een informatie-stelsel.

-       Benadering. Infrastructureel. Iedereen heeft op de één of andere manier te maken met personen en zaken. Veel van de informatie erover bezit geen concurrentiewaarde en kan vandaag de dag gemakkelijk en slim worden gedeeld.

-       Ontwerpbereik. Erg ruim! Veel en veel ruimer dan het constructiebereik-van-het-‘toevallige’-moment. Daar valt voor het concurrentiebereik heel veel te halen: het leidt tot een duurzaam ontwerp en een constructie die soepel gemakkelijk aanpasbaar is.

-       Constructiebereik. Passend bij de problematiek. Gericht op concrete en reëel gevoelde problemen – zonder onnodige opsmuk.

-       Oriëntatie. Informatie-oriëntatie. Informatie is het meest bepalende element in handen van mensen, daarna komt technologie er handzaam vorm aan geven (applicatie-oriëntatie).

-       Leidende metafoor. Verkeer. Alles en iedereen is deelnemer aan informatieverkeer – analoog aan fysiek verkeer over land, water en door de lucht – inclusief de vele mogelijkheden voor overstap van het ene middel op het andere.

-       Organisatie van informatie. Contextueel. Context dient expliciet terug te komen in de te ontwikkelen informatiemodellen. [22]

-       Wereldbeeld. Subjectief situationisme. [23] Het is het menselijk subject dat in tijd en ruimte situationeel betekenis toekent aan de continue stroom aan signalen (informatie) die voortdurend bij hem/haar binnenkomen.

-       Modelleermethode. Metapatroon (of een vergelijkbare methode). Van groot belang is dat de methode geschikt is voor het modelleren van vraagstukken die veel mensen in heel gevarieerde en variërende situaties raken. [24]

 

Op basis van deze keuzes, het grondwerk zoals in dit artikel nader uit de doeken gedaan, kunnen we, m.i., komen tot een heel behoorlijke aanzet voor duurzaam ontwerp en dito implementatie van informatieregisters.

 

Maar eerst liggen nu enkele vragen voor: is het grondwerk volledig – wat ontbreekt, wat roept vragen op, wat klopt niet? Enzovoort. Kritiek is daarom welkom. Kom er gerust mee! Registers varen er duurzaam wel bij.

 

 

Noten:

[1] Dat was in september 2015, tijdens een werkbezoek in het kader van (problematiek rondom) opzet/inrichting van Asset Management voor organisaties (met transportnetwerken) die volop in o zo gevarieerde en voortdurend wijzigende maatschappij ondernemen.

[2] Ja, ik realiseer me dat term ‘informatieregister’ een pleonasme is. In deze tekst gebruik ik beide termen, dus register en informatieregister, door elkaar.

[3] Nu zou men kunnen wijzen op het bestaan van, bijv., het zgn. stelsel van basisregistraties dat al enige tijd onder ons is. Wie echter de moeite neemt en zich in deze materie verdiept, merkt al gauw dat ‘stelsel’ hier niet veel meer inhoudt dan een klein strikje om een verzameling ‘nogal’ los van elkaar opgezette lijsten. Hoofdzakelijk holle retoriek; er is geen stelsel. En dat geldt ook het woord ‘basis’: losse lijsten als … basis? Zie voor verder, belangwekkend commentaar: Basispuzzel met stelselmatige registerstukjes.

[4] Patiëntendossiers (EPD), kind-dossiers (EKD) en ga maar door – iedere bestuurder wilde destijds graag zo’n ‘ding’ op z’n CV hebben staan. Maar nu … ach, nu is ‘dat’ eigenlijk al weer uit de mode. En de enorme (digitale) sprongen vooruit die werden beloofd, die … tja, waar zijn ze eigenlijk?

[5] Zeker, men kan zulke lijsten etc. ‘gewoon’ register noemen (en stelsel en basis) – zoals je een koe best wel paard kunt noemen, maar het loopt geheid in het honderd zodra het beest ook maar iets van zich laat horen! Iets dergelijks geldt, zoals reeds opgemerkt, ook voor het zoveel moois suggererende woord ‘basis’, waarbij – zo snel gaat het vandaag de dag – direct aangetekend moet worden dat dat woord inmiddels alweer hevige concurrentie ondervindt van het woord ‘kern’. Koe heet niet langer paard, maar heet nu, zullen we zeggen…, ezel? Wie niet goed oplet, ‘ziet’ zomaar een zoveelste innovatie. Zou het deze keer dan lukken? Vast niet!

[6] Van Dale, Hedendaags Nederlands, uitgave 1997.

[7] In het gevecht tegen alsmaar toenemende complexiteit, waarbij standaardisatie nog altijd hoge ogen gooit, verschoof de aandacht op een gegeven moment van de informatiesystemen naar de interfaces, naar de integraties ertùssen. Ook daar ontpopte zich zoiets als een explosie – zowel in omvang (aantallen integraties) en complexiteit. De zgn. Enterprise Service Bus (ESB) kwam in zwang als de standaard oplossing voor het koppelen van informatiesystemen. De modellen werden daardoor – visueel – een stuk eenvoudiger. Maar daarachter/-onder bleek de aloude problematiek nog altijd en springlevend aanwezig. Oplossingen werden en worden nog altijd mede gezocht in een universele tussentaal die ‘in between’ (op de bus) wordt gesproken. En de complexiteit? Die neemt eigenlijk alleen maar verder toe. Is de oplossingsruimte waarin wij allen zo koortsachtig zoeken wellicht uitgeput? Moeten er dan tòch heel andere potjes op het vuur komen?

[8] Vandaag de dag flitsen onuitspreekbare hoeveelheden informatie van seconde tot seconde en onvermoeibaar de wereld over. Ondenkbaar zonder de stormachtige ontwikkelingen die IT bracht! Aandacht voor de applicatie verschoof gaandeweg naar interfaces en netwerken. Al snel werd duidelijk dat er technische infrastructuur moest komen om complexiteit grijpbaar en behapbaar te houden (netwerk, bus, …). En daar stopt en stokt het – gek genoeg! De aandacht blijft hangen op technologie: het lijkt er op dat we alleen maar bezig zijn met het ontwikkelen van alsmaar geavanceerdere technologie. Niemand komt op het idee dat het niet om techniek, maar om informatie en informatieverkeer draait en dat verreweg de meeste informatie die we hebben en onderling delen geen specifieke, concurrentiekracht vergrotende waarde heeft voor wie of wat dan ook maar. Niemand komt op het idee om dergelijke informatie (net als eerder ook al met technologie gebeurde) te … infrastructuraliseren. Nou, ja bijna niemand; de spreker die voor mij de aanleiding vormde om dit proza te schrijven heeft, wellicht als in een flits, gezien dat we de kant van informatieregisters op moeten – enkelvoudige informatieregisters waaruit een veelheid aan individuen/groepen kan putten. Een nette opzet ervan – hoge informatiekwaliteit, zonder duplicaten, zonder inconsistentie … wat zou dat veel goeds doen! Hoeveel van de energie die nu verloren gaat in het bijhouden van al die legio-dubbele informatie … die verloren gaat in al het geploeter met die ‘wolk’ aan integraties … hoeveel van die energie zou er vrijkomen om productiever te worden ingezet?

[9] Meer hierover in Wat is infrastructuur (eigenlijk)?

[10] Tja … dáárom zijn het natuurlijk ook aparte bedrijven/branches!

[11] En dat staat doorbraak van informatie- en registerdenken-en-doen in de weg. Want een ordelijk samenhangend stelsel van informatieregisters krijg je op deze manier domweg niet van de grond!

[12] In Oriëntatie op Mens en Informatie bespreek ik het boek Information Orientation; The Link to Business Performance (2001). De auteurs zijn duidelijk iets op het spoor, maar missen nog teveel de diepte/het inzicht dat nodig is om tot een heus stelsel van onderling ordelijk samenhangende informatieregisters te kunnen concluderen. Zie evt. ook De Weg uit Techno-val.

[13] Uitgebreider hierover in Modern Informatieverkeer.

[14] Meer informatie hierover in bijvoorbeeld Human Interoperability.

[15] Komt uitgebreider aan bod in Situational Meaning en Architecture of Information.

[16] Meer over subjectief situationisme in Semiosis & Sign Exchange design for a subjective situationism, including conceptual grounds of business information modeling.

[17] Zie voor meer detail Object Orientation’s Credentials.

[18] Wie een alternatief heeft, mag het zeggen! Zie bijv. ook: Gezocht: methode voor informatiemodellering volgens informatierelativiteitstheorie.

[19] Nadere bijzonderheden in Systematic Organisation of Information.

[20] Voor uitleg inzake bedoeld nul-object, zie Metapattern: Context and Time in Information Models, pagina 10, of de Metapattern Primer.  

[21] Voor wie niet wil wachten en/of grote(re) stappen wil maken: zie bijv. Information Orchestration en Van rommeltje naar stelselmatig informatieverkeer.

[22] Meer hierover in bijvoorbeeld Information Modeling for Context-aware Systems, Context – de doodsschrik voor dubbelzinnigheden en Het Nieuwe Modelleren.

[23] Tot in detail uitgewerkt in Semiosis & Sign Exchange: design for a subjective situationism.

[24] Meer hierover in bijvoorbeeld Metapattern, Open Conceptual Modeling, The Pattern of Metapattern: ontological formalization of context and time for open interconnection en Even Voorstellen, een Stelselmatig Experiment.

 

 

 

December 2015 © Jan van Til