2014.01 Aantekeningen

 

Jan van Til

 

 

Onderstaande tekstfragmenten zijn veelal afkomstig uit reacties op LinkedIn, iBestuur, Via Nova Architectura, andere blogs en e-mail die ik verstuurde in de periode Januari tot en met December 2014. De volgorde van de fragmenten is chronologisch.

 

01. Na Metapatroon als logica van goedverbijzonderde informatiemodellen meerdere malen te hebben gelezen, zit ik nog steeds te jongleren met muntjes. Waar moet ik ze laten vallen? Wat wil je met het artikel zeggen? Aan wie? Gaat het je om semiotische logica in relatie tot formele logica? Gaat het je om opleiding? Gaat het je om Metapatroon als semiotisch formele logica? Gaat het je om Metapatroon als passende methode? Nog anders?

Het lijkt er (voor mij) op dat je Metapatroon eerst langszij formele logica brengt en vervolgens laat zien dat Metapatroon de ruimere jas is; zich ontpopt als de grotere/rijkere neef – iig als het om conceptuele informatiemodellering gaat.

Maar al met al heb ik toch het idee dat ik blijf zitten met een raadsel. Ik hoop dat je wat met mijn vragen en opmerkingen kunt aanvangen.

Als ik de titel bekijk en me probeer voor te stellen wat het met iemand doet die niets met Metapatroon heeft/niets van Metapatroon weet… dan denk ik dat het raadsel… snel te groot is. Ik heb ook (nog geen) suggesties voor een eventuele andere titel; ik begrijp nog te weinig van de bedoeling, doelgroep – denk ik.

De onverschrokken lezer die zich (toch) aan paragraaf 1 waagt, ziet zijn aanvankelijke start-raadsel – denk ik – alleen maar groeien. Afhaken ligt in de rede: als hij niet weet te situeren faalt (poging tot) redeneren (par.11).

Ikzelf kan de raadsels goed thuisbrengen (denk ik)…. En ik weet (inmiddels allang) dat ik ‘gewoon’ moet dóórlezen en hèrlezen omdat het vast niet een gewoon muntje is dat moet gaan vallen.

Bestaat er verband tussen “welgevormd” in par.2 en “goedgevormd” in par.8/9? Welgevormde beweringen en goedgevormde formules?

In par.7 gaat het over kwantoren (?) het nut ervan/ermee ontgaat me enigszins; ik neem maar even aan dat kwantoren in de formele logica een essentiële rol spelen? Of is het de relatie van kwantoren met de titel van de paragraaf waar het hier om draait? Bedoel je de horizon er (nader) mee te verantwoorden?

Begrijp ik goed dat je een model (par.8) “goedverbijzonderd” noemt als verschillende informatieobjecten verschillende intexten tonen?

Par.11: Oh, da’s reuze interessant! Situering van redeneren is beredenering van situatie. Ja, ik denk (ook) dat een mens vooral eerst situeert en dan pas redeneert. Mensen sense-en, nemen in ogenschouw, nemen waar, nemen voor waar aan… situeren… en situeren… en situeren… tot chocola zich gestold toont. En dan… dan… dan wéten zij – het is voor hen betekend. Pas wanneer een mens er een verhaal van wil maken (voor zichzelf en/of voor anderen)… dan pas start redeneren (bewust contextualiseren) en ‘praat’ hij goed wat hij al wist. En zo’n redenering werpt weer blik op situering… leidt tot weten… enzovoort. Er ‘zit’ dus nog wel één en ander voorbij het denken. Het denken is best wel een leuk hulpmiddel. Maar, zoals met elk hulpmiddel… ruim het weer op zodra je er klaar mee bent.

 

02. Dank je wel voor je uitgebreide “enkele vervolgopmerkingen”. Uit je eerste aankondiging-met-verzoek van Metapatroon als logica van goedverbijzonderde informatiemodellen maakte ik – ten onrechte – op dat het om iets ‘groters’ dan ‘slechts’ een opstel ging. Slordig lees-werk; excuus. Ik las het zojuist nog even na – inderdaad, ook in je aankondiging gebruikte je (al) het woord ‘opstel’. Ik heb het gelezen als iets ‘groters’, als aanhaken-op-en-toevoegen-aan-formele-logica. Oké, opstel dus.

“Wie echter nooit een ècht vak geleerd heeft en beoefent, verwart de noodzakelijke veranderkracht met de zwakte van ontbrekende … volgzaamheid.” Ja, want volgzaamheid die zich binnen de kaders van macht-Heb-ber beweegt is hooguit marginaal en mist elke noodzakelijke veranderkracht. En noodzakelijke veranderkracht maakt macht-Heb-ber onzeker over (de waarde van) zijn huidige heb-sels. En uiteraard ook over zijn nieuwe heb-sels (die hij nog nooit zag). Wanneer volgzaamheid eist dat (nieuwe) maak-sels moeten aansluiten op huidige heb-sels van macht-Heb-ber, moet de ontwerper kiezen: Zijn-er blijven of (een beetje (maar dat kan natuurlijk niet)) Heb-ber worden (en zich tegelijk laten (beet) heb-ben).

“Steeds meer in- en externe opdrachtgevers koketteren zelfs met hun ondeskundigheid. Alsof slagvaardigheid een remedie tegen onbenul is; zij laten zich op hùn beurt door beunhazen bedriegen.” Ja, elke Heb-ber, ook de macht-Heb-ber laat zich onontkoombaar (beet) heb-ben door weer andere Heb-bers. De tragiek lijkt aan de kant van de hele Zijn-er te zitten, maar zit uiteindelijk aan de kant van de steeds verder versplinterende Heb-ber.

“Kenmerkend voor onderscheid tussen informatica en informatiekunde is m.i. wat geldt (!) als leidende categorie. Voor informatiekunde moet dat pragmatiek zijn. Voor informatica lijkt dat (logische) syntax te zijn. Met de valse suggestie van gesloten beheersbaarheid spelen informatici, nou ja, wie zich daarvoor graag laat aanzien, in op behoeften van besluitvormers/opdrachtgevers. Zij kunnen aan het werk. Voor de onvermijdelijke mislukking voeren zij later allerlei redenen op, ter verhulling van falen doorgaans gesteund door hun opdrachtgevers, maar erkenning van gebrekkige grondslagen zit er ‘natuurlijk’ nooit bij.” Nee, ook aan de zijde van de informatici ‘zitten’ macht-Heb-bers die op dezelfde manier werken zoals ik hiervoor al beschreef. Informatici willen er geen informatiekundigen bij hebben. En de ‘business’? Die heeft ‘gewoon’ he-le-maal geen idee van wat er schort…. Ondertussen krijgen informatiekundigen nergens voet aan de grond.

“Wat zou ik graag meewerken aan ontwerp van een curriculum!” Volgens mij heb je inmiddels voldoende materiaal om met een voorstel te komen? Pragmatiekunde….

 

03. Ik vraag me dan (nu) af: staat “Het praktische belang zit ‘m m.i. in treffende situering van (traditionele) formele logica. Daaruit volgt allereerst, zeg maar àfbrekend, dat je er voor informatiekundig ontwerp weinig tot niets aan hebt. Vanwege hun wortels in zulke logica schieten zgn. Semantic Web, Web Ontology Language (OWL) enz. principieel tekort voor voorzieningen met passende variëteit voor informatieverkeer. Wie daaraan/-mee begint, kan beter meteen ophouden. In opbouwende zin probeer ik te schetsen welke modelleermethode/-taal wèl geschikt is voor informatiekundige ontwerpopgaven.” dan wel duidelijk/treffend genoeg in het opstel?

Misschien is een curriculum wel een stap (of wat) te ver…? Misschien moet er eerst een aansprekende ondergrond voor een curriculum worden (bijeen)gelegd? Evt. met aanbevelingen voor een concreet curriculum. Ik geef onmiddellijk toe niet te overzien wat zo’n aansprekende ondergrond aan hebben vergt om te kunnen zijn….

 

04. Hoe gaat Datavirtualisatie ervoor zorgen “dat gegevens die zich in allerlei verschillende gegevensverzamelingen bevinden en ook heel anders van aard zijn zich toch als één geïntegreerde (virtuele) gegevensverzameling manifesteren”?

Hoe gaat, m.a.w., datavirtualisatie, zinvol chocola maken van de appels in de ene gegevensverzameling en de peren in een andere? Hoe gaan appels en peren zich als “één geïntegreerde (virtuele) gegevensverzameling manifesteren”? “Een gegevensverzameling die ook als één geheel doorzocht kan worden”? Iemand zal de technologie die we datavirtualisatie noemen toch eerst wijs moeten maken op welke gemeenschappelijke noemer de appels en de peren gebracht moeten worden om als “één geïntegreerde (virtuele) gegevensverzameling” te kunnen worden toegepast?

 

05. Danny (Greefhorst), Als het mag, nog enkele vragen/opmerkingen n.a.v. je artikel.

Inderdaad: de door jou “geschetste problemen vragen om een kritische overweging van de plaats van gegevens in relatie tot applicaties.” Vol-ko-men mee eens! Enkele zinnen later schrijf je: “Gegevens zouden [ook] los van de applicatie beschikbaar moeten zijn”. Waarom ‘ook’? Zou het niet enorm veel beter zijn als gegevens zich domweg los (zeg ook maar: ‘open’) van applicaties manifesteren? Is het niet juist op die manier dat gegevens in principe voor alle applicaties beschikbaar komen?! Is het niet bij uitstek op die manier dat gegevens “zich als een geïntegreerde gegevensverzameling [voor alle applicaties kùnnen] manifesteren”? Daarbij neem ik aan dat je met “geïntegreerde gegevensverzameling” in wezen op een stelsel-van-informatieverzamelingen mikt.

Direct aansluitend schrijf je: “Er is behoefte aan een gegevens[infrastructuur] die de bedrijfsgegevens breed beschikbaar stelt aan processen en applicaties.” Wil er sprake kùnnen zijn van ‘gegevensinfrastructuur’ dan móeten de gegevens zelfs worden losgetrokken van de applicaties. En zo’n gegevensinfrastructuur dient dan te worden uitgerust met, zeg maar even, infrastructurele-applicaties die de toegang tot de gegevensinfrastructuur exclusief regelen. Een veelheid aan gebruikers-applicaties richt dan hun informatie-verzoeken aan een eenheid aan infrastructurele-applicaties met het oog op toegang tot het stelsel-van-informatieverzamelingen. Tegelijkertijd kunnen de informatieverzamelingen ‘achter’ de infrastructurele-applicaties nu op stelselmatige wijze worden geordend (ontdubbelen, geschikt maken voor her-gebruik door wie dan ook).

Daarmee los je naar mijn idee een aantal van de door jou “geschetste problemen” (grotendeels) op:

1. Ontsluiting van gegevens wordt niet langer ernstig bemoeilijkt doordat zij zitten opgesloten achter applicaties.

2. Betekenisvolle integratie/uitwisseling van gegevens tussen verschillende applicaties wordt niet langer ernstig bemoeilijkt doordat iedere applicatie met een eigen gegevensmodel werkt. Uitwisseling vindt nog slechts plaats met de gegevensinfrastructuur. Afstemming op model-niveau tussen applicaties is niet meer nodig.

3. ‘Onverwachte’ vragen van gebruikers kunnen via de gegevensinfrastructuur veel logischer, gemakkelijker, sneller enzovoort van antwoord worden voorzien.

4. In de gegevensinfrastructuur (stelselmatige gegevensordening) zijn gegevens nog slechts enkelvoudig aanwezig. Informatieverwerking wordt (een stuk) goedkoper. Inconsistentie is (zo goed als) verdwenen.

5. Houderschap, gebruik en eigendomstoewijzing van gegevens is niet langer een crime, maar wordt een stuk eenduidiger/eenvoudiger.

 

06. Zgn. metafysisch realisme viert nog altijd hoogtij in de ICT. De natuurlijke beperkingen van de gereedschappen die ICT-ers gebruiken en maken, houden hen daarin ook stevig gevangen (en ook ICT-opleidingen kijken – nog altijd – niet wezenlijk verder). Gebruikers begrijpen niet waar schoen wringt. ICT-ers ook niet.

 

07. Jongleren met metapatroon – metapatroon/semiotica ontmoet nieuwe hoeken in het wetenschappelijke spectrum! Van formele logica annex goedgevormde beweringen naar speciale relativiteitstheorie/natuurkunde. Toe maar. Wat is de volgende hoek van de ring die je aandoet?

 

08. De essentie van actie… is de actie van essentie.

 

09. Peter (Waters), ik waardeer het enorm dat je dit belangrijke onderwerp opnieuw onder de aandacht brengt! Want, ja, klopt, betekenis van informatie raakt pas eenduidig op grond van de context waarin die informatie zich aan ons voordoet. Inderdaad, “we moeten investeren om bij elk begrip de context te benoemen waarin het gegeven is verzameld”. Dat geeft zicht op zinvol gebruik!

In Discussienota: Eén Gemeentelijke Infrastructuur, die op 9 oktober 2013 op deze site (iBestuur) verscheen, gaf ik al aan dat jij qua kennis/inzicht al stappen verder bent dan de meesten: “Peter Waters, bijvoorbeeld, beschouw ik als iemand die tot die kleine kring behoort. Hij is één van de weinigen in Nederland die behoorlijk in aanraking is geweest met, zeg maar even, origineel informatie-infrastructureel denken.” Ook gaf ik toen aan: “En, Peter, m.b.t. heuse informatie-infrastructuur zitten we momenteel te schreeuwen om een nieuwe Henri Ford! Iemand die Ziet hoe het Zit. Iemand die stug stappen Zet om de wereld te (helpen) veranderen.”

Ik ben reuze benieuwd wat Forum Standaardisatie zo tussen oktober 2013 en maart 2014 concreet aan stappen heeft gezet om begrippen stelselmatig gecontextualiseerd te krijgen. Want, helemaal mee eens: “Daar is nog een wereld te winnen.”

 

10. Dank je wel voor je verfrissende praatje. Zoiets zet mij altijd weer aan tot denken. Je sprak (o.a.) over de verkokering die je aantrof en over je m.i. terechte wens tot ontkokering met het oog op helder zicht op zinvolle bijdragen aan het grotere geheel. Ontkokering lukt i.h.a. het beste wanneer, ik zeg het even wat plat, mensen-in-verschillende-kokers een nieuwe worst krijgen voorgehouden. Een worst die zoveel lekkerder, begeerlijker is dan de eigen koker-worst dat men spontaan overgaat tot worst-inruil. Eerst schoorvoetend tot kritische massa, daarna (bijna) als vanzelf. Zo’n nieuwe worst moet welhaast infrastructureel van karakter zijn. Het gaat om een gemeenschappelijke worst die laagdrempelig en toegankelijk is en in no time ook vanzelfsprekend wordt voor velen.

Nu beschikken we dankzij IT als sinds jaar en dag over een (meer dan) toereikende IT-infrastructuur. En die infrastructuur is allang netzo gewoon, netzo vanzelfsprekend als onze weg- en water- en spoor- en luchtinfrastructuur. Pas wanneer er iets hapert, krijgen we er (weer) oog voor – zij het in de sfeer van irritatie en ongenoegen. De vraag laat zich stellen hoe zo’n nieuwe worst er vanuit, bijvoorbeeld, automatiseringsperspectief uit zou kunnen zien. Hoe zou automatisering aan ontkokering kunnen bijdragen? Anders gezegd: welke infrastructuraliseringsslag is daarvoor nodig? En het beste antwoord is naar mijn idee: informatie.

Tot op heden is informatie zwaar verkokerd en opgeborgen achter tal van autonoom opererende applicatiesystemen. Ja klopt, er zijn ook legio interfaces die allerhande interactie mogelijk maken. Enerzijds raken kokers door zulke interfaces geperforeerd. Maar anderzijds blijft het bolwerk van het enkele en autonome applicatiesysteem daarmee ook pal overeind staan. Zet daarom de infrastructuraliseringsbeweging m.b.t. informatie in gang. Isoleer, m.a.w., informatie uit de afzonderlijke applicatiesystemen en infrastructuraliseer de aldus vrijgekomen informatie tot een beperkt aantal stelselmatige en systematisch opgezette registers. Ontsluit dergelijke registers middels infrastructurele toegangspoorten. En laat de veelheid aan toepassingen hun informatie vervolgens betrekken uit de nieuw ontstane informatie-infrastructuur. Geen duplicaten, geen inconsistentie, wel eenduidige betekenis van informatie.

Faciliteer middels enkelvoudige informatie-infrastructuur een veelheid aan mensen en medewerkers via allerhande toepassingen op uniforme wijze. Zelf noem ik zoiets graag een informatierotonde.

 

11. In de bundel “Interoperabel Nederland” (Forum Standaardisatie) – trouwens… lees gerust ook Interoperabel Europa… staat de bijzonder lezenswaardige bijdrage “Manifest voor informatieverkeer”. Een stevige aanzet voor het grondig en soepel regelen van informatieverkeer in moderne internationale netwerksamenleving. Klein minpuntje: het vormt wellicht een bedreiging voor zittende machthebbers/beslissers.

 

12. Voor zoiets als “heldhaftig leiderschap” is los-laten de gewoonste zaak van de wereld. En daar is, overigens, niets “heldhaftigs” aan. Een Leider is. Punt. Da’s esse-ntieel. Leider is (dus) niet wat-ie (vast)heeft. Leider raakt niet van de leg als-um heb-sels ont-vallen. Het hebben van zijn is het zijn van hebben. Da’s wat dat betreft een veelzeggend contragram. Los-laten om met lege hoofd-en-handen wederom te kunnen vast-pakken. En weer. En weer. En weer. Volop Leven in en met en uit en door en zovoort dYnamiek.

Eric Hoffer (1973): “In times of drastic change, learners inherit the world, while the learned remain beautifully equipped to deal with a world that no longer exists”

Daar waar, bijvoorbeeld, postduif en postkoets al geruime tijd geleden het veld ruimden… lukt het menigeen (bijv. overheid) domweg niet om voorbij de digitale tegenhangers ervan te denken, te zien of ook maar te stappen. Samen met het uitsterven van Learned ontstaan Voids voor Learners.

 

13. Op 1 mei 2014 verscheen Swier Jan Miedema’s blog Acht systeemfouten op iBestuur. In reactie erop het volgende:

Mag ik een negende systeemfout voorstellen? Ik noem het maar even “het organisatie-van-informatie probleem”.

Vanuit ICT-perspectief (systeem-producerend perspectief) is het de normaalste zaak van de wereld dat betekenis-van-informatie in absolute zin wordt vastgelegd en verwerkt: A betekent B; punt! Die stellingname is vergaand onbewust en ook zo doodgewoon dat niet eens wordt bedacht, laat staan overwogen dat een dergelijke stellingname mogelijk niet zo heel goede papieren heeft.

Vanuit menselijk perspectief (systeem-gebruikend perspectief) is het echter de normaalste, de natuurlijkste zaak van de wereld dat betekenis-van-informatie relatief is. Situationeel, zeg ook maar. A betekent B in situatie C (en wat anders in situatie D). En ook hier geldt dat de manier waarop mensen betekenis aan informatie geven vergaand onbewust is – we doen het al sinds mensenheugenis; is inherent aan ons mens-zijn!

ICT verzuimt stelselmatig, zonder zich er overigens van bewust te zijn, de situatie er expliciet bij te betrekken. En mensen… mensen hebben er, op hun beurt, geen flauw idee van dat ICT geen flauw idee heeft van de doorslaggevende invloed van de situatie op betekenis-van-informatie.

Een informatiesysteem – opgebouwd uit functies die stuk voor stuk diep doordrenkt zijn van het alom ingesleten idee van absolute betekenis-van-informatie… zo’n informatiesysteem botst onontkoombaar met mensen die er, dat kan niet anders, op een situationele manier mee werken.

Wanneer ICT informatie systematisch – lees: met situatie-en-al – gaat organiseren… raakt een zo duidelijk ervaren, maar tegelijk zo ongrijpbaar probleem uit de lucht en kan de mens weer zijn natuurlijke gang met digitale technologie gaan. Enkele bij-effecten waarmee rekening dient te worden gehouden: stevige vermindering van inconsistenties en duplicaat informatie, kostenreductie, wendbaarder organisaties, kortere time-to-market van producten en diensten.

 

14. Je laat (met Wright) m.i. goed zien hoe gróót het Ontwerpbelang is en tegelijk ook hoe de afstand groeit tussen wat ervoor nodig is en hetgeen zich gaandeweg ontwikkelt. Beunhazen (opdrachtgevers endienstverleners’) lijken zich vol overgave als pitbulls alsmaar steviger vast te bijten in atomisme, terwijl “In organic building nothing is complete in itself but is only complete as the part is merged into the larger expression of the whole” en “no one thing in itself is ever so, but must achieve simplicity […] as a perfectly realized part of some organic whole.” Hoewel “there is a conscious yearn, a generosity, a prodigality in the name of taste and refinement in nearly all of it”… leidt dat er toch niet toe dat verkrampt vastgebeten kaken loslaten om een ander hap te nemen/andere weg in te slaan. Liever de kille, wrede, eenzame independentie als ultieme uitkomst van het atomisme (“That kind of simplicity is violent”) dan de levend reële interdependentie van het organische. Schokkend.

 

15. Waarom… zo vraag ik me al lezend steeds maar weer af… waarom zoeken gemeenten niet eerst en vooral de worsteling met adequate informatievoorziening? In zo’n worsteling krijgen de hulpmiddelen (ICT) vanzelf en onontkoombaar plek. Wie echter met ICT gaat/blijft worstelen, komt de crux, te weten betrouwbare en betekenisvolle informatie op z’n best maar wat losjes in de kantlijn tegen. Zo blijft het natuurlijk hangen-en-wurgen met informatievoorziening! Hoewel het om informatie draait, laten we ons aanhoudend door techniek overschreeuwen. Is dat niet, met ‘enig’ gevoel voor understatement… raar?

 

16. Ik ken iemand die onmiddellijk zou vragen: “Is dat waar?” En even later zou ze nog eens vragen “Weet je absoluut zeker dat dat waar is?” Klopt, i.h.a. retorische vragen.

En de opdracht is dus eigenlijk: vind hetgeen je dag-in-dag-uit doet eens opnieuw uit, maar nu slimmer; Echt Nieuw. Doe eens moedig, ga desnoods op je tenen staan en gluur over de randen van je diep ingesleten karrenspoor heen. Vooruit doe eens wat uitzonderlijks en bedenk op welk(e) terrein(en) er de afgelopen decennia eigenlijk geen substantiële ontwikkeling heeft plaatsgevonden en forceer daar eens een doorbraak.

 

17. T spreekt van ‘vertrouwensgedrag’ – een mooi woord, vind ik. Mijn vraag blijft echter nog altijd rondzingen: waarop stoelt vertrouwen; waarop stoelt gedrag waaruit vertrouwen (als vanzelf) opborrelt? Ja, T, klopt (sociale psychologie); andere situatie ander gedrag. Maar wat stuurt dan het ontstaan van vertrouwen-gunstig-gezinde situaties?

S geeft aan dat vertrouwen wel eens zou kunnen stoelen op zoiets als ‘lotsverbintenis’. Een eigen-aardige woordsamenstelling met spanning erin: Lot-s-Verbintenis.

Wanneer (uitzonderingen daargelaten) twee mensen elkaar voor het eerst ontmoeten, dan ontstaat daar in aanvang zomaar en als vanzelf iets wat we genegenheid noemen. Van de één naar de ander; van de ander naar de één. Het is er; daar hoef je niets voor te doen; dat gééf je elkaar – ja, het is al gebeurd vóórdat je het goed en wel in de gaten hebt. Het is er zo heel ‘gewoon’ en zit ook niemand in de weg. Wellicht bekend: genegenheid telt als de meest eenvoudige/ongecompliceerde vorm van liefde. Inderdaad, genegenheid zou je al als een warme (lots)verbintenis kunnen zien. Als basis voor ontwikkeling van vertrouwen. Zijn. Geven. Je ‘hand’ uitsteken om te geven-tot-Zijn (wel-Zijn); niet om te nemen-tot-Hebben – hooguit om aan te pakken tot dóór-geven!

We zijn eraan gewend geraakt onszelf tégen van alles en nog wat te verzekeren (n.a.v. een eerdere bijdrage van Stephan). En wel met het oog op… Ja, op wat eigenlijk? Is het niet met het oog op de instandhouding van het ik-met-z’n-hele-Hebben-en-houden? Eigen meester; niemands knecht – autonoom tot-en-met – volslagen onafhankelijk. Zijn we dan (totaal) verleerd dat we elkaar, over en weer, over (lots)verbintenis gesproken, kunnen verzekeren van van alles en nog wat? Interdependent; oftewel onderling afhankelijk. Om eenvoudigweg te kunnen Zijn.

Vertrouwen…. Zou het kunnen zijn dat vertrouwen moet worden gezien als een bij-product(je) dat ‘gewoon’ meekomt met/vanuit iets diepers?

Een tijdje geleden kwam ik iemand tegen die ervan overtuigd is dat mensen roofdieren zijn – zijn toelichting-in-het-kort: ze hebben hun ogen immers vóór in het hoofd staan! Als je jezelf dàt van de werkelijkheid wenst te realiseren… dan raken de situaties in je leven (en in het leven van anderen) zomaar bepaald door het wat kan ik mèt je doen (Hebben, graaien, …) en raakt het wat kan ik vóór je doen (geven, wel-Zijn, lotsverbintenis) buiten beeld. Vertrouwen raakt zoek – omdat er iets diepers, iets wezen-lijks ondergewaardeerd is geraakt; mogelijk zelfs compleet is àfgeserveerd. Wat kwam ervoor in de plaats? Het ikdividu is er gaandeweg stellig van overtuigd geraakt dat het moet Hebben om te kunnen Zijn: geld en goed en gezondheid en positie. En omdat je ogen nu eenmaal voor in je hoofd staan, is het roven of beroofd worden.

Waarvan moet onze aaneenschakeling van levenssituaties a.h.w. doordrenkt zijn, wil er voedingsbodem voor vertrouwensgedrag kunnen ontstaan?

 

18. Ja, graag mee eens: “hoe anders hebben we de ‘informatie’-functie georganiseerd.” Inderdaad, héél anders! Zie Onze virtuele Betuwelijn van de hand van Dirk-Jan de Bruijn (iBestuur).

Al sinds jaar en dag gaat trekt de ICT m.i. onevenwichtig veel aandacht. Fascinerende spiegeltje en kraaltjes van over elkaar heen buitelende technologie. En dat leidt enorm af, want informatie – mind you: dàt is het ‘goedje’ waar het ons mensen om draait – raakt bij al dat techno-tromgeroffel vrijwel ‘automatisch’ buiten beeld. Gevolg ervan is dat het we-zen-lij-ke van informatie bij velen niet of nauwelijks op het netvlies terecht. Het lijkt allemaal exclusief te (blijven) draaien om steeds geavanceerder technologie en de immense vooruitgang die we ermee denken te bereiken.

In zo’n lawaaierige techno-setting is het niet zo heel verwonderlijk dat onze kennis m.b.t. de aard van informatie nog wat in de kinderschoenen staat.

Is het ook niet zo heel verwonderlijk dat elke organisatie nog altijd z’n uiterste best doet om zelf de eigen informatie-broek stevig op te houden. Een broek die voor elke individuele broekdrager steeds groter, zwaarder en daarmee ondraaglijker wordt.

Is het verder ook helemaal niet zo heel verwonderlijk dat “virtuele infrastructuur” niet van de grond komt; daarvoor moet je immers een heel stuk verder (willen) kijken dan de eigen broek. De noodzaak tot die wijdere blik groeit snel, want informatie heeft inmiddels – ja, klopt, uitgerekend dankzij digitale technologie – veel trekjes van de wind gekregen en waait met de snelheid van het licht gewoon van hoge naar lage druk. Mank gaat de wind-metafoor echter al weer snel: want informatie ‘zit’, voor je er erg in hebt overal; in ieders broek – zeg dus ook maar.

Het is niet zo heel verwonderlijk dat informatie ons als kool boven het hoofd groeit. Want informatie ‘werkt’ niet als goederen die òf hier òf daar zijn; bij informatie is het èn-èn-èn-èn-èn-èn….

En het is ook niet zo verwonderlijk dat we ons niet of nauwelijks realiseren dat het bij informatie feitelijk steeds om de betékenis ervan gaat; betekenis-tot-actie; betekenis die zich níet in een hokje laat stoppen, maar, naar de aard van informatie, doodgewoon met de verschillende situaties mee kleurt – en dat laatste staat volstrekt haaks op hetgeen met name ICT-ers al sinds jaar en dag kwistig rondbazuinen!

En de vraag is wanneer we stoppen met het verstellen en verstevigen van onze hoe dan ook bezwijkende broeken. De vraag is wanneer we in gaan zien dat virtuele infrastructuur een door en door praktisch antwoord is, een antwoord dat ieder van ons voordeel oplevert – analoog aan onze enkelvoudig uitgevoerde verkeersinfrastructuur die ieder van ons individueel (megavoudig dus) dag in dag uit zulke uitstekende diensten bewijst. De vraag is wanneer we zover zijn dat we onszelf wensen te zien als deelnemer aan informatieverkeer – analoog aan onze participatie in het fysieke verkeer.

Dus ja, zeker, die ene enkelvoudige, virtuele infrastructuur dient “op het allerhoogste niveau geborgd” te zijn. En de heartbeat ervan dient tegelijkertijd tot in de veelheid aan individuele “haarvaten” van de samenleving (burgers, bedrijven en overheden) voelbaar te zijn. Dan klòpt het, dan lééft het! Virtuele infrastructuur is dan net zo vanzelfsprekend en ingeburgerd als fysieke infrastructuur dat al zoveel decennia is.

Nee, het is m.i. niet zo “dat er bij de organisatie van onze infrastructuur zo’n onderscheid wordt gemaakt tussen fysiek en virtueel.” Nee, er bestaat zelfs nog helemaal geen virtuele infrastructuur!! Vervelend om aan te stippen, maar ook de, wat we noemen basisregistraties, zijn vergaand vanuit en binnen een enkele, eigen (overheids)broek opgezet; reden ook waarom (gecombineerde) toepassing ervan bij/binnen overheid, bedrijfsleven en burgers zoveel gedoe oplevert. Wat in de ene broek prima past, past mogelijk ook aardig in paar andere – maar daar houdt het dan toch echt op! Nee, zoiets mag geen virtuele infrastructuur heten. Laten we elkaar niet voor de gek houden.

En het is maar de vraag of het inmiddels pijnlijke gemis aan virtuele infrastructuur ICT-ers serieus kan worden aangewreven. Het is m.i. veel aannemelijker – vruchtbaarder in ieder geval – dat samen met het rijpende inzicht dat virtuele infrastructuur “absoluut essentieel” is, ook het inzicht rijpt dat voor het ontwerpen ervan een ander slag volk, laten we zeggen civiel informatiekundigen, “absoluut essentieel” zijn. Dat zijn vaklui die ervan doordrongen zijn dat er in beginsel helemaal geen broek is! Er zijn ‘slechts’ verkeersdeelnemers in allerhande soorten en maten (vgl. wandelaars, fietsers, automobilisten, vrachtwagenchauffeurs, kapiteins, gezagvoerders enzovoort). En zij allemaal moeten – elk naar eigen aard – bediend worden met informatie. Dat vergt een kijk op informatie die het oude individuele broek-denken ver overstijgt. Wat mij betreft: ja, graag – op naar virtuele infrastructuur! Er moet nog een hoop voor gebeuren!

 

19. In vervolg op #18: Dirk-Jan, een kwartiermaker is volgens de Van Dale een voorloper, een militair, een strijder die vooruit wordt gezonden om voor onderdak te zorgen. De vraag dringt zich dan ook op wat jouw volgende stap/slag is om het door jou zèlf (terecht!) aangesneden onderwerp – Virtuele Infrastructuur – hout-snijdend onderdak te verschaffen.

 

20. In vervolg op #19. Dirk-Jan, mag ik uit je antwoord opmaken dat het “SG09 verband” in haar programmavorming niet wezenlijk verder kijkt dan de broek van de overheid groot is? Indien je antwoord op die vraag bevestigend is, hoe denk je dan werkelijke virtuele infrastructuur te bereiken – te weten één enkelvoudige voorziening voor alle deelnemers aan informatieverkeer (burgers, bedrijven en overheden)? Indien je echter elke willekeurige individuele deelnemer aan informatieverkeer op het oog hebt – dus: burgers, bedrijven en overheidsorganisaties, is de programma-scope van het “SG09 verband” dan niet (veel) te beperkt?

Ik kan me goed voorstellen dat je tegen allerhande infrastructuraliseringsaspecten aanloopt. Hoe ga je op al die verschillende “juiste bestuurlijke tafels” waarborgen dat men het hardnekkige oude broek-denken daadwerkelijk uit het hoofd schudt? Er is namelijk helemaal geen broek; informatie laat zich niet in domeintjes/hokjes/broekjes opsluiten! Virtuele infrastructuur is ‘nogal’ ànders! In welke mate zie je aan die “juiste bestuurlijke tafels” een (belangrijke) rol weggelegd voor, bijvoorbeeld, civiel-informatiekundigen?

Hoe kijk jij aan tegen wat zich tegenwoordig afficheert als ICT/informatie-architect? Zijn zij qua opleiding en praktijk niet vrijwel allemaal gepokt en gemazeld geraakt in oud-en-vertrouwd broekjes-denken – waarbij men er domweg van uit gaat dat informatie-broekjes er 1-op-1 mee samenvallen?

 

21. Ik heb geen verstand van auto’s. Toch rijd ik er prima mee van A naar B, tanken lukt ook uitstekend, bezoek aan de garage voor een onderhoudsbeurt ook, enzovoort. Niemand verwacht van mij dat ik onder de motorkap kijk en daar met verstand van zaken aan de slag ga. Nee, afwezigheid van verstand op dat vlak doet mij al snel besluiten de motorkap gewoon dicht te laten. Daar bemoei ik mij niet mee.

En raad eens… ik ben uitermate tevreden over een dergelijke tweedeling!

En ik snak naar het moment dat ICT-ers een dergelijke tweedeling ook eens gaan omarmen. Erken de tweedeling en zoek een oplossing voor de ervaren lacune. Is het zo langzamerhand niet overduidelijk dat er naast de onder-de-motorkap professionals (ICT-ers) ook professionals nodig zijn die zich eerst en vooral bezighouden met waar het voor de klant om draait? Voor de klant draait het heel gewoon om informatie van situationeel heldere betekenis tot vlotte actie in een dynamische omgeving. Het draait de klant zeker niet om ICT!

 

22. Waar gaat de belangstelling van verreweg de meeste IT-ers eerst en vooral naar uit? Waar ligt m.a.w. hun hart, waar gaat hun hart sneller van kloppen? Waarop ligt vrijwel alle nadruk in IT-opleidingen?

Waar gaat de belangstelling van verreweg de meeste business mensen eerst en vooral naar uit? Waar ligt m.a.w. hun hart, waar gaat hun hart sneller van kloppen? Waarop ligt vrijwel alle nadruk in Business georiënteerde opleidingen?

En daartussen ligt een braakliggend terrein dat alsmaar luider schreeuwt om serieuze, zakelijke invulling.

Een invulling waar de IT niet mee komt: IT ziet het terrein niet eens, dat terrein heeft haar hart ook niet en/of men roept dat men op dat terrein al lang actief is om de klant te kunnen geven wat hij/zij echt nodig heeft. Kletskoek, die nog altijd gretig wordt genuttigd.

Een invulling waar ook de business niet mee komt: de business ondervindt weliswaar dagelijks de ellende van het braakliggende terrein, maar lijkt het inzicht geheel en al te missen dat IT hen niet kàn helpen. het is ook wel comfortabel, misschien, te vinden dat IT het maar moet oplossen.

Een boeiend speelveld met fikse patstelling. Wie ziet het? Wie wil er pionieren?

 

23. Auto-classificatie? Volgens welk motief? Volgens welk wereldbeeld? Wie zich ervan bewust is dat-ie onontkoombaar behept is met een bepaald wereldbeeld… en dat-ie altijd werkt vanuit een bepaald motief om tot classificatie te komen… die realiseert zich (hoop ik) dat er nogal wat classificaties mogelijk zijn. Auto-classificatie? De ontwerper van die auto-classificatie dringt zijn/haar gemotiveerde wereldbeeld op aan tal van mensen?

 

24. We praten wel over “kloof”…, we praten wel over “business versus IT”, we schudden onze hoofden/halen onze schouders op…, maar… is er ook een idee over de aard van het braakliggende terrein en de consequenties die dat heeft voor een succesvol te bouwen “brug”?

 

25. In elke zich ontwikkelende economie zien we verschuivingen in hetgeen we van doorslaggevend belang achten. In een startende economie draait het eerst en voor om de goederen zelf. Een ontwikkelingsslag verder staat het transport (inclusief eventuele transformatie) van de goederen centraal in de belangstelling. In de derde ontwikkelingsfase verschuift de aandacht opnieuw – nu naar informatie over het transport/transformatie van goederen. Fase vier zou zingeving kunnen betreffen. Volgens mij zijn er echter (nog) geen bedrijven die al substantieel gedrag laten zien voorbij fase 3. Nog maar een enkel bedrijf werkt volgens fase 3 (een bedrijf dat beweert informatie-intensief te zijn, zit daarmee nog niet automatisch in fase 3). Toegespitst op gas zou je ook kunnen zeggen: gas > gastransport/gasrotonde > informatierotonde. […]

 

26. Ook genen laten hun oren hangen naar wat er in de directe omgeving van een kind/mens plaatsvindt. Wat Christopher Alexander zei over gebouwen en steden geldt ook voor (genen van) mensen: “A building or a town is given its character, essentially, by those events which keep on happening there most often.” (Timeless Way of Building).

 

27. De meest verstrekkende “dehumanization” die ik momenteel zie is de aanhoudende oproep van ICT aan mensen om zich aan te passen aan wat ICT kan bieden. Mensen die bedoeld zijn om op signifisch niveau te interacteren, worden aanhoudend en massaal opgeroepen hun denken en doen te beperken tot het cybernetische niveau van computers. Dat is wat mij betreft een belangrijk onderdeel van het braakliggende terrein ergens tussen ICT en business in.

 

28. Waarom we vaak jarenlang blijven dóór-hannesen met meer-van-hetzelfde – ook als duidelijk kan zijn dat meer van hetzelfde niet (meer) vèrder helpt? Berlage zei het al.

 

29. Het recht om vergeten te worden…? Kijk, als je de kraan niet open zet, hoef je ook niet te dweilen. De huidige privacywetgeving (stamt uit postduif/postkoetstijdperk) voldoet domweg niet meer. Begin bij het begin; draai de kraan dicht! Hoe? Kijk eens in de bundel “Interoperabel Nederland” (Forum Standaardisatie) – trouwens… lees gerust ook Interoperabel Europa…. Daarin staat de bijzonder lezenswaardige bijdrage Manifest voor informatieverkeer. Het eerste artikel bevat de crux; de overige artikelen nuanceren t.b.v. maatschappelijk evenwichtig informatieverkeer.

 

30. The loyalty of caring is the care of loyalty.

 

31. Nee, klopt, “[z]onder afspraken of processen zal het niet lukken.” Ik betoog dan ook niet dat processen etc. niet meer nodig zijn; ik betoog dat je er veel onafhankelijker van kunt raken. Hoe? Door je organisatie van informatie niet langer te enten op de zienswijze van de één of andere instantie op het één of andere moment. Kom daar los van en kies voor een ordening die daar bovenuit stijgt. Op die manier kan iedereen het eigen graantje er volgens de eigen inzichten, belangen enzovoort uitpikken.

 

32. Nee, het klopt NIET “dat een systematische organisatie van informatie de procesgang bevordert.” Systematische organisatie van informatie ontkoppelt juist van welke specifieke procesgang dan ook maar. Systematische organisatie van informatie ordent informatie alleen en uitsluitend… systematisch – want alleen dan is het voor welk vraagstuk dan ook maar en tot welke combinatie dan ook maar samen te stellen. Tot en met bemeten op “creatieve processen” – want wie weet er vandaag de dag nog welk “Lego-huis” (dat tijdens de rit ook nog eens allerhande veranderingen moet kunnen ondergaan) hij/zij wil bouwen? Nee, veranderlijkheid neemt alleen maar toe – ‘vrees’ ik.

 

33. Op een interview met Menno de la Vienne, directeur UIA reageert H (op LinkedIn) als volgt: “Het probleem is dat men gebouwen functioneel specifiek heeft ontworpen en bijv. een onderscheid heeft gemaakt tussen wonen en werken. Als men ruimten onafhankelijk van de functie ontwerp wat heel goed mogelijk is met de al lang bestaande Open Building-technieken was er niets aan de hand geweest. Met de huidige technieken is het heel goed mogelijk om bestaande ruimten weer flexibel te maken.” En het trekken van een vergelijking met informatie ligt dan zomaar erg voor de hand: Dat geldt ook voor informatie… de organisatie van informatie wordt ook nog altijd “functioneel specifiek” ontworpen. Daarom ‘past’ informatie in een alsmaar dynamischer wordende wereld al zo heel snel niet meer in de vorm waarin het “functioneel specifiek” is ontworpen. Ook daar moeten we naar een heel ander ontwerp toe: systematisch.

 

34. PV, dank je wel voor je steun-in-theorie: “theoretisch eens, maar praktische uitwerking en invulling is complex.” Kijk, waar het om draait (om zou moeten draaien) is natuurlijk niet zozeer of het ook moeilijk is, of “complex”, maar of zo’n nieuwe, systematische kijk op organisatie van informatie nood-za-ke-lijk is om de evidente nadelen van functioneel specifieke organisatie van informatie effectief te ondervangen. Kijk eens naar de verschillende basisregistraties die ons land inmiddels telt. Allemaal en stuk voor stuk zijn ze volgens de functioneel specifieke insteek ontworpen. En als je de vele LinkedIn discussies aangaande (het oppoetsen van) basisregistraties een beetje volgt… dan proef je dat ook al heel snel en indringend – alsof er iets niet snor zit. Juist daar zou een systematische organisatie van informatie, heel praktisch, zoveel zoden aan de dijk kunnen zetten. Of dat moeilijker/complexer is dan volgens de functioneel specifieke insteek? Geheid! Maar Einstein waarschuwde ons al voor een te simplistische kijk op onze wereld door te stellen dat we de zaken niet ingewikkelder moeten maken dan nodig, maar – let op – zeker ook niet simpeler! En aan dat laatste maken we onszelf, vrees ik, meer en meer schuldig: als iets ook maar een beetje moeilijker lijkt dan wat we momenteel ervaren… dan is het al snel te moeilijk – want het is immers allemaal al moeilijk genoeg. Toch? Wie ziet dat de functioneel specifieke insteek haar beste tijd heeft gehad… die MOET domweg ander potjes op het vuur gaan zetten. Hoe moeilijk het ook is! Daar waar de wereld om je heen verandert waar je bij staat… is in essentie dezelfde informatie in steeds verschillende combinaties van belang. Dat krijg je niet voor elkaar met een functioneel specifieke insteek. En wat dan?

 

35. Ik kijk erg raar aan tegen de term “architectuurrepository”. Naar mijn gevoel voegt het voorvoegsel “architectuur” niets toe en kan prima weggelaten worden – als het al een bijdrage levert… is het aan een algehele (en verlammende) verwarring. Als ik het goed begrijp gaat het heel gewoon om een verzameling objecten-en-hoe-ze-zich-onderling-verhouden. Dat heet in kaboutertaal heel gewoon een “systeem”. en de verzameling objecten-en-relaties kun je opbergen in een container (repository). Mis ik iets (belangrijks)?!

 

36. Beste P… Wim is “benieuwd of er collega’s zijn die een werkende architectuurrepository hebben” (zijn discussie-starter). Volgens W kun je in zo’n ding “een eindeloze hoeveelheid objecten en hun relaties kwijt.”

Ik ga in mijn discussiebijdrage even een stapje terug en leg de term “architectuurrepository” eerst maar eens onder een vergrootglas. Een rare en verwarrende woordsamenstelling vind ik het. Als essentie kom ik uit op een opslagruimte/container/onderkomen voor (informatie over) objecten-en-hoe-ze-zich-onderling-verhouden. En dat lijkt verrassend veel op een systeem. Want een systeem is nu eenmaal niets anders dan een verzameling objecten-en-hoe-ze-zich-onderling-verhouden.

Jij (P) lijkt dat idee heel luchtig en met een ruimhartige zwaai van tafel te willen vegen. Maar waarom eigenlijk? Je opmerking “een systeem is iets anders dan een repository” ervaar ik als ontoereikend! Heb je de systeembenadering al eens geprobeerd in het kader van een repository (van wat dan ook maar)? Dan zou je wellicht zinvol over architectuur van repository kunnen gaan spreken… Kent de “TOGAF Architecture Repository” een systeembenadering? Voor zover ik weet niet.

 

37. Uit de “En zo is het!!” reactie van Nico Westpalm van Hoorn – Voorzitter Forum Standaardisatie op het artikel Spoort u wel? van Theo van den Brink in iBestuur, kan ik helaas niet opmaken wáár Nico het (precies) mee eens is. Standaardisatie is belangrijk, zeker, maar minstens zo belangrijk is het om grondig na te denken over wat er vandaag de dag met voorrang gestandaardiseerd dient te worden.

Tot nu toe is het eigenlijk alleen maar techniek, techniek en nog eens techniek waarop we de pijlen van onze standaardisatie-drift richten. Hoewel ook belangrijk, zeker, is techniek toch niet waarom het draait; hooguit waarop/waarmee het draait.

Waar het met name om draait is toch vooral het effectief en efficiënt handelen van mensen in tal van processen, ketens, netwerken. En daarvoor is Betekenis-van-informatie steeds doorslaggevend! Voorrang zouden daarom standaarden moeten krijgen die zich richten op bevordering van situationeel heldere betekenis van informatie.

Ik weet het niet zeker, maar mijn indruk is dat Van den Brink zich in zijn artikel in het geheel niet druk maakt over, zeg maar even, betekenis-standaarden. Ook hij lijkt eenzijdig op de fysieke, de technische kant van het geheel te blijven hangen. En daarmee komen we vandaag niet langer substantieel verder.

 

38. Theo, je schrijft in reactie op #37: “Dus ja, betekenis-standaarden zijn minstens zo belangrijk en worden door ons beslist niet uit het oog verloren.” Welke situationele betekenis-standaarden staan in het bijzonder bij jullie (operatie NUP) op het netvlies? En worden ze ook daadwerkelijk ingezet? Waar?

 

39. Gabriel, dank je wel voor je response en belangstelling voor semantiek. In reactie op Spoort u wel? schrijf je (o.a.): “Om het mogelijk te maken dat burgers en bedrijven (volledig) digitaal zaken met de overheid kunnen doen […]”. En even later schrijf je: “Binnen de overheid zou ieder begrip slechts één betekenis mogen hebben.”

Mag ik je wijzen op een m.i. disfunctionele tweedeling – op die van overheid en niet-overheid (burgers, bedrijven)? Als we werkelijk streven naar soepel draaiend maatschappelijk (informatie)verkeer – dus naar situationeel heldere betekenissen van en voor Alle deelnemers aan informatieverkeer (lees dus: èn overheden èn bedrijven èn burgers in al hun variërende en ook gevarieerde verbanden), dan spoort zo’n tweedeling niet. In moderne netwerksamenleving zijn we allemaal deelnemers aan maatschappelijk (informatie)verkeer. De informatie in de basisregistraties is niet van de overheid, maar van en voor de hele maatschappij en, ja, iedereen ziet het grote belang van adequaat ingevuld houderschap van de onderscheiden basisregistraties.

Mag ik je vervolgens vragen waarom je het functioneel/wenselijk acht dat “ieder begrip slechts één betekenis [mag] hebben”? Naar mijn idee leunt een dergelijke stellingname (on)bewust sterk op een wereldbeeld dat voortkomt uit een Lange Lofzang op Techniek; een Lofzang die de serieus aanwezige beperkingen van techniek (on)bewust negeert/ontkent. Mensen, de deelnemers bij uitstek aan maatschappelijk (informatie)verkeer, bewegen zich immers op een veel hoger plan! Hun betrokkenheid beperkt zich niet tot cybernetisch niveau, maar reikt juist verder, tot op signifisch niveau: Met de wisseling van onze situaties, wisselen ook de betekenissen van de begrippen die daarin (situationeel) een rol spelen. Da’s niets nieuws; zo werkt de mensenwereld al sinds mensenheugenis. Het is dan ook niet verwonderlijk dat een wet (in jouw voorbeeld) een kader (situatie/groep situaties) kent waarbinnen/waarvoor die wet werkt/geldt – ergo van betekenis is. Naar mijn idee zet je mensenwereld behoorlijk op z’n kop wanneer je verlangt dat wetten enzovoort hun oren maar moeten laten hangen naar wat beperkte computers (techniek) kunnen behappen. Wie specifiek menselijke (on)hebbelijkheden door een cybernetisch filter perst, ziet maar zo het meest wezen-lijke over het hoofd en schuift het als inferieur residu terzijde.

Daarom vraag ik in mijn vorige bijdragen ook (steeds) naar… situationele betekenis-standaarden. Met absolute betekenis-standaarden (zoals ook jij lijkt voor te staan in je bijdrage) komen we er, naar mijn idee, niet; daarvan hebben we er al meer dan genoeg. Ze sporen niet meer, want de wereld van vandaag is veel te beweeglijk geworden voor veel ‘absolutigheden’ – ze verliezen hun betekenis veel te snel.

 

40. Beste Jan van Bon, ja, klopt, dit soort discussies is niet altijd (voldoende) evenwichtig. Ook management verdient uiteraard aandacht!

Maar… op welke Basis zouden al die technologische voorzieningen dan (op standaard wijze) moeten worden gemanaged? Wanneer moet bijgestuurd worden, wanneer (nog) niet? Wat zijn dan zoal de criteria/graadmeters? Kan de bedrijfsleven-manier-van-managen wel zonder meer in een bedrijf-van-bedrijven worden toegepast – of slaan we dan een schaal (of wat) over en maken we een vervelende niveauvergissing? Voor meer informatie over de zgn. niveauvergissing leze men de bijdrage van Jan Grijpink in iBestuur: Wordt het nog wat met die grote ICT-projecten? Een vooruitblik op het rapport-Elias.

 

41. Beste Dirk-Jan, graag geef ik een civiel informatiekundige aanvulling op het geheim zoals jij in jouw artikel aanreikt:

Eén: Denk vanuit de gevarieerde en variërende (samenwerkings)verbanden van personen. Kies als kleinst denkbaar samenwerkingsverband de enkele persoon – zie het ajb en van meet af aan ruimer dan burger! Staak het, informatisch beschouwd, niet terzake doende onderscheid tussen overheid en niet-overheid (bedrijven en burgers/personen); breng op één noemer: werk met verbanden van (rechts)personen, ofwel deelnemers aan maatschappelijk informatieverkeer.

Twee: Realiseer je dat het vandaag de dag (informatie-/netwerksamenleving) voor personen eerst en vooral draait om action-able informatie. D.w.z. informatie waarvan de betekenis steeds, dus van situatie tot situatie, zonneklaar is. Structureer informatie dan ook niet zoals te doen gebruikelijk, nee, structureer informatie tot situationeel heldere betekenis (en voorkom zo een niveauvergissing; zie punt drie hierna)! Alleen dan hebben we er met z’n allen duurzaam wat aan!

Drie: Investeer fors in heuse informatie-infrastructuur en in scholing tot civiel-informatiekundige (klopt, beide elementen zijn Nieuw). Zie in dat de manier waarop structurering van informatie momenteel wordt beschouwd en aangepakt niet deugt. Leer en begrijp uit het recente artikel van Jan Grijpink op deze website (iBestuur) dat “we een zogenaamde ‘niveauvergissing’ [maken] als we een inzicht ontleend aan kleinschalig denken klakkeloos toepassen op een veel grotere schaal”: de huidige wijze van structureren van informatie voor een enkele afdeling/organisatie werkt domweg niet op de schaal van een hele maatschappij.

Vier: Realiseer je dat informatie zich niet laat opsluiten in (bestuurlijke) domeinen. Wie dat negeert, maakt eveneens een ‘niveauvergissing’. Bedenk en accepteer dat veel van de informatie die relevant is voor een bepaald domein dat evenzeer is voor vele andere domeinen. Dat vraagt, ja, schreeuwt, om een enkelvoudige horizontale (infrastructurele, maatschappelijke) oplossing (geheim drie) t.b.v. een waaier aan wisselende verticale pijlers (geheim een) tot ongekende maatschappelijke souplesse (geheim twee).

 

42. Dirk-Jan, dank je wel voor je – wat ik graag opvat als een compliment: “Mooie aanvulling Jan, dank je; lijkt me een prachtig onderwerp voor een column (van jouw kant dan wel te verstaan) want je schrijft rake dingen op een heldere wijze!” In de afgelopen jaren verscheen reeds een bont palet aan columns/artikelen inzake informatie-infrastructuur en structurering van informatie tot situationeel heldere betekenis. Hieronder een greep uit beschikbaar materiaal:

Civiele informatiekunde: op weg naar infrastructuur voor informatieverkeer (2006, Information Dynamics, Pieter Wisse).

Civiele informatiekunde vergelijkenderwijs (2007, Prima Vera, Pieter Wisse).

Modern Informatieverkeer (2008, Emovere, Jan van Til).

Information Modeling for Context Aware Systems (2013, Information Roundabout, Jan van Til).

Digitale architectuur door-de-schalen-heen: van informatiesysteem tot en met –maatschappij (2010, Information Dynamics, Pieter Wisse).

Informatieverkeer in publiek domein – schetsboek over architectuur en ontwikkelpaden voor de elektronische overheid (2004, programma architectuur elektronische overheid/ICTU, Pieter Wisse e.a.).

The Core of Information Oriented Architecture (2012, Information Roundabout, Jan van Til).

Van rommeltje naar stelselmatig informatieverkeer (2012, Informatiekundig Bekeken, Jan van Til).

Oefenschema: basisregistraties enz. (2008, i.o.v. Bureau Forum Standaardisatie, Pieter Wisse).

Even voorstellen, een stelselmatig experiment met informatieverkeer (2012, Information Dynamics, Pieter Wisse).

Context in kaart (2013, Informatiekundig Bekeken, Jan van Til).

Architecture of Information (2013, Information Roundabout, Jan van Til).

Op civiel informatiekundig terrein, zou je misschien wel mogen zeggen, is al geruime tijd flink gestudeerd en diep nagedacht. Wat schort er (nog) aan om een, zeg maar even, plan van omslag “[v]an verticale pijlers naar horizontale domeinen” in de hofvijver te laten glijden tot rimpelingen en even later prachtige interferentiepatronen?

 

43. Op je LinkedIn visitekaartje staat dat je Enterprise Architect bent. Ontwerper dus. Iemand dus, die (pas) aan zet is/komt als er iets Echt Nieuws moet gebeuren (lees: ontworpen worden) omdat het bestaande/gangbare geen soelaas meer biedt. De ontwerper (zo je wilt: architect) moet dus maar beter op meerdere markten thuis zijn. Ik begrijp, met andere woorden, dus niet zo goed hoe je een ontwerper op één lijn meent te kunnen stellen met een specialist. W is, net als ik, informatiekundig ontwerper. Mijn idee over onze ontmoeting is dat we elkaar als ontwerpers ontmoeten en (aan)spreken. Mogelijk zie je iets in Stelselmatig informatiemodelleren, mogelijk ook niet – even goede vrienden.

Stelselmatig informatiemodelleren is, trouwens, niet maar “iets vernieuwends”, nee, dat is Echt Nieuw! Ben je daar ook voor in? Want, zoals te doen gebruikelijk met Echt Nieuwe dingen: de juiste kwartjes willen nog wel eens wat langzamer vallen dan iemand graag zou willen.

 

44. Dank je wel voor je response op mijn blog Stelselmatig informatiemodelleren! Ja, op basis van mijn kort-door-de-bocht voorbeeld leid je wellicht te gemakkelijk iets anders af dan ik bedoelde. Mijn excuses daarvoor.

Bij deze aanpak, stelselmatig informatiemodelleren, richt men zich eerst en vooral en helemaal op… informatie. Informatie met al haar eigen-aardigheden. En daarbij draait het steeds om… situationele-betekenis-tot-trefzekere-actie. En dat is een heel ànder – een geheel níeuw vertrekpunt. Dat kennen we nog niet.

Ons huidige denken en werken vertrekt, vaak als vanzelf en grotendeels onbewust vanuit de zo concrete en vertrouwde boundaries van een applicatie, afdeling, organisatie, branche, domein etc. En voor je het weet wordt ons gedrag als vanzelf weer bepaald door het aloude adagium: voor elk probleem een apart systeem.

Impliciet daarbij blijft – helaas, helaas – dat zo’n systeem steeds weer werkt met eigen informatie in een eigen structuur/model op een eigen manier. Daar wil je van af. En daarom staat dergelijke boundaries bij stelselmatig informatiemodelleren niet met-stip-op-één; nee, dat komt allemaal later aan de orde! En voor wie het (echt) wil: uit een stelselmatig informatiemodel kunnen taxonomieën worden afgeleid.

 

45. M.b.t. het topo-onderwerp valt (nog) geen verdere voortgang te melden – helaas. Het spanningsdilemma is inderdaad steeds weer: dat wat men hoognodig moet leren om ook te gaan zien… niet binnen de lichtcirkel van hun begripsbelangstelling valt. Oud en Nieuw moeten steeds zo in elkaars verlengde worden gepresenteerd dat men de breuk niet (als onoverkomelijk) ziet / voor lief neemt / er (gemakkelijk) overheen stapt. Dank je wel voor je suggestie voor het vermelden van bronnen (richtingsstatements van directie etc.) waar men domweg mee heeft te werken.

 

46. Ja, het is maar vanuit welk gezichtspunt, belang, situatie etc. je het bekijkt…. Is de producent van boortjes nu werkelijk geïnteresseerd in het leveren van hoogwaardige boortjes (focus op het BS en de output ervan)… of is het voor hem van veel groter belang dat de gaten die zijn klanten ermee maken perfect zijn (focus op O en de effecten daarvan op de vraag naar zijn boortjes)? Of… en dat kunnen we ook niet uitsluiten – zit het nòg weer anders?

Zo zou iedere persoon/verband-van-personen (bijv. een bedrijf) zich moeten afvragen in welke business-es hij/zij in welke mate (niet) zit – of (niet) zou (moeten) willen zitten. Zit je in de buizen-business en/of transport-business en/of informatie-business en/of enzovoort-business. Dat geeft zicht op het stelsel van O-BO-BS spelen waarin je zit.

De Leeuw (besturingsparadigma) lijkt een O op te vatten als een context, een BS als een intext en de bij het BS gekozen BO als de teken-makelaar tussen die twee. Hij zal zich ws niet hebben gerealiseerd dat de O-BO combi ook als een context voor BS fungeert. En zo zijn er nog wat combi’s te maken. En, ha-ha, op het idee van nul-Bestuur is De Leeuw vast helemaal niet gekomen! De context van de intext is natuurlijk de intext van de context. Alles is elkaars O, BO en BS – en dat speelt vandaag de dag, dynamiek enzo, gewoon door elkaar heen.

In je vorige bericht, waarvoor dank, werk je op enneadische basis De Leeuw tot ontgoocheling uit en tovert dan als klap op vuurpijl een soort-van-V uit magische hoed. Knap werk! Alternatief zou kunnen zijn dat we de beide benen tot V-positie kantelen… ze vervolgens tegen elkaar aanschuiven en het balkje dat je daarna toevoegde vervormen tot een gelijkbenig driehoekje dat ten slotte als een pas- en sluitstuk precies tussen de beide benen beland. En als we dan ook nog kunnen (in)zien dat elk afzonderlijk systeem in het V-model dezelfde (alternatieve) structuur kent als zojuist geschetst… dan hebben we De Leeuws “netwerken van BO’s en BS’en” (BO-BS spel) even neergezet.

 

47. In de bundel Interoperabel Nederland, uitgegeven door Forum Standaardisatie in 2011, staat in deel III (vanaf p.224) een professionele en zeer waardevolle aanzet om te komen tot modern informatieverkeer – zowel in ketens als in – en dat is belangrijker – netwerken. Het betreft het zgn. Manifest voor informatieverkeer.

Nu is het doorgaans reuze leuk om allerhande wielen zelf steeds maar weer uit te vinden, maar van een “professioneel artikel” verwacht ik eigenlijk toch wel ietsje meer dan uit de toch wat eenzijdige literatuurverwijzing van het artikel Privacy in ketens valt op te maken. Als we elkaars schouders stelselmatiger zouden benutten… zouden we allang veel verder kunnen kijken.

 

48. Is het niet zo dat het hele idee van privacy-en-hoe-dat-in-essentie-is-ingevuld nog stamt uit het postduif- en postkoetstijdperk? Waarom worden voorstellen/ideeën tot structurele verbetering van de situatie zomaar aan de kant geschoven? In de bundel Interoperabel Nederland, uitgegeven door Forum Standaardisatie in 2011, staat in deel III (vanaf p.224) een professionele en zeer waardevolle aanzet om te komen tot modern informatieverkeer – zowel in ketens als in – en dat is belangrijker – netwerken. Het betreft het zgn. Manifest voor informatieverkeer.

[In reactie op CBP nog steeds bezorgd over privacy bij gemeenten (Security.nl)]

 

49. In de bundel Interoperabel Nederland, uitgegeven door Forum Standaardisatie in 2011, staat in deel III (vanaf p.224) een professionele en zeer waardevolle aanzet om te komen tot modern informatieverkeer – zowel in ketens als in – en dat is belangrijker – netwerken. Het betreft het zgn. Manifest voor informatieverkeer.

[In reactie op Data verdienen eigen wet- en regelgeving (Computable)]

 

50. In de bundel Interoperabel Nederland, uitgegeven door Forum Standaardisatie in 2011, staat in deel III (vanaf p.224) een professionele en zeer waardevolle aanzet om te komen tot modern informatieverkeer – zowel in ketens als in – en dat is belangrijker – netwerken. Het betreft het zgn. Manifest voor informatieverkeer.

[In reactie op Je privacy in eigen handen (iBestuur)]

 

51. Op 29 oktober 2014 publiceerde de Algemene Rekenkamer het rapport “Basisregistraties” met als ondertitel: “vanuit het perspectief van de burger, fraudebestrijding en governance”. Kort daarop startte op LinkedIn een discussie met als titel: “Rekenkamer schiet in de roos met stelselrapportage”. Tja, “is dat waar?”, zou Byron Katie, denk ik, vragen…. Vragen staat vrij – en ligt in dit geval ook (gemakkelijk) voor de hand…. In de aantekeningen #52 tot en met #62 een verslag.

 

52. Is het wel een echt stelsel? Zijn de registers wel echt basis? Heb ik het gemist of klopt het echt dat de “wij” die onderzoek hebben gedaan zich dat nergens afvragen? En is dat uitgangspunt “dat gegevens over personen, bedrijven en gebouwen eenmalig worden ingewonnen en daarna meervoudig gebruikt” ook wel echt kritisch onderzocht? En is het niet merkwaardig dat die gegevens vervolgens “gebruikt kunnen worden door de overheid”? Alleen de overheid?

Daarop volgt in een reactie de vraag naar (onderzoek naar) het ontwerp van een “goede database structuur […] voor het gehele stelsel”.

 

53. Wat zouden we daar onder moeten verstaan: “een goede database structuur […] voor het gehele stelsel”? Zou daaraan hoe-dan-ook niet een stelsel-matig ontwerp ten grondslag moeten liggen? En is dat zo? Nee. Niet dat ik weet. Voor zover ik weet is een ontwerp per basisregister gemaakt. Niet zo stelselmatig dus.

Daarna wordt opgeroepen tot onderzoek naar de samenhang tussen de sub-stelsels. Ook moeten de doublures worden opgespoord en verwijderd. Onderlinge afhankelijkheden moeten eenduidig worden gedefinieerd. Stevige taal.

 

54. Wat zeg je nu: “sub-stelsels”? Zeg je nu eigenlijk dat er geen stelsel is? Doublures opsporen? Tegenstrijdigheden opsporen? Is dat niet onzinnig als er één stelsel is… één overall ontwerp op basis waarvan de verschillende registers ontstonden? Zeg je nu eigenlijk dat er geen stelselmatig ontwerp is?

Stel je voor dat in 10 verschillende laboratoria onderdelen voor wat we voor het gemak maar alvast “het Stelsel Van X” noemen, worden ontworpen en gemaakt. En dan brengen achter elkaar die onderdelen bij elkaar… en dan… een wonder… alles werkt geweldig. Ja? Nee, inderdaad, Hoogst Onwaarschijnlijk. Is er dan geen Stelsel van X? Nee, ik denk het niet. Kijk, we kunnen een paard best koe noemen… het gaat pas mis als we verwachten dat het beest gaat loeien. Als je goed luistert… hoor je het misgaan….

Dan is er een aantal bijdragen waarin het stelsel, de moeiten, complexiteit enzovoort worden uitgelegd, toegelicht.

 

55. Begrijp ik goed dat ondanks de goede bedoelingen (een stelsel) en inspanningen (onderzoeken) iedereen eigenlijk toch maar gewoon wat z’n eigen gangetje is gegaan en er dus een serie registers is ontstaan waarvan we dan maar moeten hopen dat ze samen wel een beetje op een soort-van-stelsel lijken? Dat we maar moeten hopen dat het spulletje met wat dweil- en lapwerk wel een stelsel wordt? Naar mijn idee is de kans op het winnen van een miljoen in een loterij vele malen groter.

Wat mij stoort is dat essentiële voorwaarden om überhaupt tot zinvol hergebruik te kunnen komen van informatie in registers en over registers heen… nog altijd niet worden begrepen. En dat is echt niet beperkt tot de media (zoals iemand aangaf). Het is naar mijn idee véél erger: ontwerpers en architecten snappen het zelf niet! Dáár gaat het al grondig mis.

In een volgende bijdrage schiet iemand te hulp door mij te verduidelijken dat ik twee dingen door elkaar haal.

 

56. Ik heb het nog even nagekeken – die twee zaken die volgens jou door elkaar worden gehaald. Waar ik ook kijk: steeds is er enerzijds sprake van de basisregistraties waarbij, in één en dezelfde adem, wordt gesproken over hun onderlinge samenhang. Het loopt dus niet zozeer door elkaar – nee, het hóórt gewoon bij elkaar! En wanneer je iets dergelijks wilt laten slagen, zul je vóóraf een ènkelvoudige leest moeten ontwikkelen. Een leest waarop de waaier aan basisregisters vervolgens wordt geschoeid – tot heus stelsel.

In de hedendaagse praktijk, o.a. stevig ingebed in het oude en vertrouwde adagium voor-elk-probleem-een-apart-systeem, kwam alle nadruk gemakkelijk en als vanzelf te liggen op het aparte, losse basisregistratie-systeem. En die enkelvoudige leest – die mógelijkheid tot heus stelsel dus – nou, dat kwam dan later wel. Oeps! Daar is-ie weer: de wat Jan Grijpink in Bezint eer gij begint! een zgn. ‘niveauvergissing’ noemt. Zo komt het alom bezongen stelsel inderdaad niet verder dan een “leuk en makkelijk” vertelsel van wat “hoge omes”. Hoeveel niveauvergissingen moeten/willen we nog maken alvorens inzicht (eindelijk) rijpt en (ook) ontwerpers en architecten het beginnen te snappen?

Mijn te-hulp-schieter licht nader toe: “De enkelvoudige leest waar je verlangt snap ik, dat hebben een hoop anderen ook geroepen, ik ook. En we hebben ons niet afgevraagd (hoeven af te vragen) of het ook mogelijk is. Mijn conclusie is dat oost en west elkaar niet zullen ontmoeten.”

 

57. De, let op: stelselmatige ontwerper… die weet inderdaad dat iets altijd (geen uitzondering!) in de specifieke situatie moet worden beschouwd waarin dat iets zich manifesteert (en dat blijft doorgaans niet beperkt tot één situatie). Diezelfde stelselmatige ontwerper weet ook dat al die situaties annex contexten van dat ene iets in de werkelijkheid elkaar simpelweg ontmoeten in zoiets als – vooruit – één nil-context. Zo hou je zo’n iets in al z’n situaties contextueel ordelijk (stelselmatig) bij elkaar!

Mijn conclusie “is dat oost en west elkaar” allang hebben ontmoet! In de realiteit zien we het elke dag en recht onder onze neuzen gebeuren! Wat de stelselmatige ontwerper betreft hebben oost en west elkaar, informatisch gesproken, ook allang ontmoet. Alleen in de ICT annex traditionele ontwerpers wil het maar niet lukken. Gek hè?!

Vervolgens wil een andere discussie-genoot actie en nodigt anderen uit “deze handschoen mee op [te] pakken”.

 

58. Wellicht vind je via linkjes in het artikeltje Stelselmatig informatiemodelleren voldoende handschoen-oppakkers.

Het duurt niet lang en dan is er response: “Even snel gekeken. Vind een overzichtsdiagram vol met hele kleine blokjes en allemaal lijnen, volgens een niet-gangbare methode. Ik leerde vroeger dat een diagram niet meer dan zo’n 7 objecten mocht tonen […] stelselcatalogus […]”.

 

59. Passende vraag is hier toch ook weer: hoe stelselmatig is de Stelselcatalogus? Zou de Stelselcatalogus stelselmatiger (kunnen) zijn dat het stelsel van basisregistraties?

Verder: als je werkelijk stelselmatig aan de slag wilt… met stelselmatige resultaten tot gevolg dus… dan kom je toch al snel uit op, zoals jij het omschrijft: “een niet-gangbare methode”, bijvoorbeeld Metapatroon. Dat is ook wel logisch! Dat kan ook eigenlijk niet anders! Waarom? Stelselmatig is nu eenmaal van een andere… Orde! Nieuw dus – bega daarom ajb niet de zgn. niveauvergissing waar Jan Grijpink ons zo indringend voor waarschuwt. Nee, de gangbare, zo je wilt, standaard methoden kunnen de voor stelselmatigheid vereiste variëteit eenvoudigweg niet beetpakken, niet in kaart brengen.

Dank je wel dat je “[e]ven snel gekeken” hebt. Maar daarmee vind je geen handschoen-oppakkers. Dus, nogmaals, als je werkelijk stelselmatig aan de slag wilt… moet je toch echt wat dieper graven. Wanneer je dat doet, zie je dat een vraag naar een niet-stelselmatig “semantisch model” niet aan de orde is; de stelselmatige tegenhanger van zo’n model vind je namelijk ‘gewoon’ IN het stelselmatige model.

Weer iemand anders roert zich in de discussie met: “Vreemde discussie.” Hij vreest “vastere verbanden en striktere definities” en heeft (vooral) behoefte aan “[r]egelruimte”.

 

60. Denk je niet dat een heus Stelsel van basisregisters een Noodzakelijke voorwaarde is voor effectieve deelname van alle deelnemers (burgers, bedrijven en overheden) aan robuust maatschappelijk informatieverkeer?

En is het niet zo dat uitgerekend via een heus Stelsel van basisregisters bij uitstek ruimte komt voor het faciliteren van hele waaiers van meer of minder “vaste verbanden”?

En is het niet zo dat uitgerekend via een heus Stelsel van basisregisters bij uitstek de “[r]egelruimte” ontstaat die “nodig [is] om fouten te kunnen oplossen”?

Denk je niet dat je een niveauvergissing (a la Jan Grijpink) begaat?

Dan ontstaat er “sympathie voor [mijn] droom”, overigens zonder dat er ook maar één snars is begrepen van wat ik te berde breng. Hier zijn wat ‘praktische’ bezwaren: “Maar zoals gebruikelijk staan tussen Droom en Daad wetten in de weg, en praktische bezwaren. […] de bestaande basisregistraties zijn in het verleden […] ontworpen binnen wettelijke kaders voor bepaalde maatschappelijke processen. Dat legacy-probleem zet je niet zomaar overboord. Ik ben dus a la Jan Grijpink meer voor de geleidelijke aanpak dan voor het ‘grand design’.”

 

61. Naar mijn idee blijf je nodeloos hangen in of/of denken. Probeer toch ook eens en/en!

Wees vóór de geleidelijke aanpak: het daadwerkelijk realiseren van constructies in ruimte en tijd – zowel materieel als ook immaterieel.

Wees vóór grand design: zonder grand design komt er nooit een ordelijk samenhangend stelsel tot stand.

Wees vóór gezond, open verstand: realiseer je dat wetten niet zonder meer als kader/vertrekpunt kùnnen fungeren waarbinnen Echt Nieuwe dingen zich maar een plekje moeten zien te verwerven. Dat kàn niet!

Wees vóór Grijpink en realiseer je dat (maatschappelijke) processen, domeinen etc. één ‘ding’ zijn en dat de informatie erover niet binnen diezelfde afzonderlijke grenzen van die ‘dingetjes’ zijn beslag kàn krijgen. Informatie is van een totaal andere orde; wie dat (nog) niet ziet begaat een niveauvergissing – die ziet dus ook niet dat informatie bij uitstek om grand design schreeuwt!

De discussie br/kabbelt voort. Ik ga er voor mijzelf een punt aan draaien.

 

62. De laatste bijdragen doen mij (terug)denken aan het stukje proza Paradigm Shift. Daar ‘verloor’ de (she-)circle het uiteindelijk van haar nieuwsgierigheid – en bleek daarmee een hoop te winnen! Ja, klopt, ze moest er wel een heuse drempel voor over. En jullie laatste bijdragen doen mij nu sterk denken aan een aantal circles die het er samen toch eigenlijk wel behoorlijk over eens zijn dat Dr. Quantum niet helemaal van hier is; de drempel (b)lijkt (nog) wat te hoog.

Daarop kwam nog deze reactie: “Jan, even voor eenvoudige mensen zoals ik: wat bedoel je?” Nee, ik stop ermee; zinloos.

 

63. Is alles context, of is context niet alles? Dat is de vraag die CH in de LinkedIn discussiegroep “Normenkader Duurzaam Toegankelijke Overheidsinformatie” stelt (begin december). Tegen de tijd dat de discussie mijn aandacht trekt is-ie al ruim 40 discussiebijdragen oud. In de aantekeningen #64 tot en met #77 een verslag.

 

64. “Do not try and bend the spoon”, zei dat jongetje (ik weet z’n naam niet meer) jaren geleden al weer – in The Matrix. En hij vervolgde zo heel eenvoudig: “there is no spoon”.

Je kunt natuurlijk uit alle macht (en/of uit gewoonte en/of uit nog wat anders) blijven proberen om ‘de boel’ in hokjes te stoppen, maar hoe zinvol is dat? Wat is de zin van zo’n absoluut gedacht hokje? Meta-data is niets anders dan gewoon data. Pas als je vanuit een bepaald motief op een bepaalde manier naar een plukje data kijkt en behoefte voelt aan het maken van onderling onderscheid…, maak je het verschil en noem je in het één – vanuit dat bepaalde motief en in dat bepaalde verband (dat plukje) – meta-data en het andere data. En… o, ja, vergeet niet: wat in het ene geval meta-data is, is in een ander geval weer gewoon data. Er is (dus) niet zoiets als een absoluut hokje.

Zo is het ook met masterdata enzovoort; maar dat werk ik hier niet verder uit.

En zo is het ook met context: informatie die iemand vanuit een bepaald motief in het ene geval rekent tot con-text, ‘valt’ in een ander geval gewoon als text en in weer een ander geval als in-text. Wie dan toch uit alle macht in termen van hokjes wil blijven praten/denken, die prate/denke die hokjes dan als tot-en-met situationeel. Dan zie je snel genoeg dat, inderdaad, die lepel er (eigenlijk) toch niet is.

Ja, klopt, wie dat wil modelleren loopt vroeger of later (tegenwoordig steeds vroeger) vast met traditionele modelleermethoden. Wie behoefte heeft aan grip op deze relatieve materie, moet een stelselmatige modelleermethode (bijv. Metapatroon) inschakelen om het contextuele/textuele/intextuele karakter van informatie scherp voor de bril te krijgen.

Een mini-lawine aan reacties volgt daarop. En, als ik het goed zie, kabbelt de discussie (die alweer zo’n 25 discussiebijdragen verder is) vriendelijk heen-en-weer zonder dat er echt kilometers worden gemaakt. Laat ik (eerst) maar wat samen- en dóórvatten:

 

65. JK vraagt: “dus eigenlijk moet de boel anders aangepakt worden?” Ja, ‘eigenlijk’ wel. Maar er ontstaat pas werkelijk beweging zodra je inziet/begint in te zien dat er inderdaad geen lepel is en dat die hele lepel-buigerij waar zovelen zich nog altijd en met verve op focussen niet bijster zinvol (meer) is.

Vraag is derhalve: ga je (nog helemaal) voor het absolute ding (die lepel) of kun je (al een beetje) leven met het idee dat: “Things don’t exist by themselves. Every thing springs forth from the ever changing relationships that continually create it.” Anders gezegd: there is no spoon. Lees evt. het volgende korte stukje proza.

 

66. VH geeft aan: “Er ontstaat een markt waarin context benaming niet zozeer precies, dan wel (tijdelijk goed) genoeg mag zijn […]”. Vandaag de dag ontstaan er aan de lopende band (dat noemen we, geloof ik, ook wel leven) nieuwe realiteiten (situaties) waarin context niet meer volledig tot iemands bewust-zijn zal/kan doordringen. Het ontbreekt de waar-nemer aan tijd en de situatie aan stabiliteit: voor je het weet is de situatie alweer voorbij; een nieuwe dient zich alweer aan. Het gaat erom dat de waar-nemer voldoende betekenis kan toe-kennen en, al doende, met voldoende vertrouwen een volgende stap weet te zetten (gedrag) en daarmee een nieuwe (handelings)situatie realiseert – voor zichzelf en/of voor andere waar-nemers. Enzovoort.

 

67. CH (de discussiestarter) heeft het er toch wel wat moeilijk mee: “Maar kan je er dan dus geen criteria aan hangen? Dat volg ik niet.” Ja, je kunt er wel degelijk criteria aan hangen, maar zoek jij naar absolute criteria? Ben je m.a.w. een lepel-buiger? Of zoek je naar relatieve criteria? Kun je zonder lepel? Ga je (nog helemaal) voor het absolute ding (die lepel) of kun je (al een beetje) leven met het idee dat: “Things don’t exist by themselves. Every thing springs forth from the ever changing relationships that continually create it.” Anders gezegd: there is no spoon. Lees evt. het volgende korte stukje proza.

 

68. POL geeft met zoveel woorden aan dat het object (de lepel) niet het absolute vertrekpunt dient te zijn. Hij lijkt ook te onderschrijven dat: “Things don’t exist by themselves. Every thing springs forth from the ever changing relationships that continually create it.” Inderdaad, Context Oriëntatie is wezenlijker dan Object Oriëntatie. Zie evt. het volgende stukje proza.

Christopher Alexander (bouwkundig architect) werkt in zijn boek “A Pattern Language” met zgn. patronen: een willekeurig patroon definieert andere ‘kleinere’ patronen en wordt op zijn beurt gedefinieerd door ‘grotere’ patronen. Er is m.a.w. sprake van een weef-werk aan patronen, waarbij een geheel aan passend verweven patronen een ‘levende’ totaal-sfeer/beleving ‘oproept’.

 

69. VH besluit zijn volgende bijdrage met “Als die markt te volatiel is […]” Ja, klopt, in situaties die sinds jaar en dag vrijwel dezelfde zijn en naar verwachting ook nog wel even blijven, zie je ook steeds/continue vrijwel dezelfde lepel verschijnen. De fout die we in de afgelopen decennia (overigens met groot succes; verzuilde maatschappij – er veranderde niet zo heel veel en zeker niet zo heel snel) hebben gemaakt is dat we de hele boel ‘gewoon’ en zonder het te beseffen hebben omgedraaid en zijn gaan stellen dat de lepel in absolute zin bestaat, waarna we de lepel als uitgangspunt namen om er ‘de rest’ aan op te hangen. In een steeds volatilere wereld begin je dan aan je water te voelen dat er ergens iets niet klopt… maar wat? We hebben onszelf de das omgedaan en hebben verder (nog even) geen idee….

 

70. HH reageert op een bijdrage van POL in de trant van: Leuk al dat theoretische gedoe, maar waar blijft mijn lepel? En hij wijst daarbij naar enkele lepel-documenten die afkomstig zijn uit een de-lepel-bestaat-echt-en-absoluut-wereld. En, ja, klopt, dat geeft houvast. Maar wel op het gevaar af dat je zo je lepel-ding blijft doen in een wereld die langzaam maar zeker aan het verdwijnen is. Eric Hoffer zei eens: “In times of drastic change learners inherit the earth; while the learned find themselves beautifully equipped to deal with a world that no longer exists.” Ter geruststelling: de lepel is er wel degelijk, maar steeds situationeel/relatief. Al die lepels moeten dan ook steeds als een onlosmakelijk verbonden twee-eenheid – dus: samen met hun contexten worden gevat om ze (in tijd en ruimte) goed te kunnen blijven (be)grijpen.

 

71. CH geeft vervolgens aan: “Voor dit normenkader (archiefbeheer) is het informatieobject wèl het midden.” Hij bedoelt dan hopelijk het situationele midden?! Of toch het good old lepel-midden?

 

72. VH: “Ik denk ook niet dat we nog moeten zoeken naar standaardisatie, […]. Traditionele standaardisatie is een gesloten discussie”. Waar het met informatie steeds om behoort te draaien is informatie-tot-heldere-betekenis-tot-trefzekere-actie. Hoe standaardiseren we (de organisatie van) informatie zodanig dat de bedoelde betekenis er door een waar-nemer uit kan worden afgeleid? Wellicht heb ik het gemist, maar die discussie is m.i. nog nergens in de wereld goed en wel uit de startblokken gekomen – een discussie waarin context overigens de hoofdrol dient te bezetten!

 

73. POL doet aansluitend (opnieuw) een poging om te duiden dat alsmaar toenemende volatiliteit toch echt vereist dat er andere potjes op het vuur komen te staan: relatieve i.p.v. absolute. Wat we in de hele discussie zien is dat het reuze lastig blijkt de behoefte aan een absolute lepel los te laten – al was het om te beginnen maar voor eventjes.

HH wordt het toch wat al te gortig – dat geschiet uit ‘losse pols’. Maar mijn vraag blijft toch even: zie je die lepel nu absoluut (oude en vertrouwde mind-setting) of zie je die lepel (ook) al een beetje situationeel/relatief en is daar die schoorvoetende major step voorwaarts? Want pas vanaf dat moment komen allerhande bekende begrippen in nieuw (lepellozer) daglicht te staan.

 

74. Ja, en zo blijven de bijdragen zich aaneenrijgen – heen en weer … heen en weer. Wat blijkt het moeilijk om die lepel los te laten! Het is die absolute lepel die we met de paplepel ingegoten hebben gekregen; die ons a.h.w. in de genen zit. We zijn er aan verknocht. Loslaten komt, zo voelt het, eigenlijk zo’n beetje neer op het loslaten van (oude en vertrouwde) professionele beginselen. En…, ja, dat is ook zo, zij het dat je er subiet iets rijkers voor terugkrijgt – waarin het oude en vertrouwde ook weer een (nieuwe, dat wel) plek krijgt. Maar ja, wie gelooft dat nou? Trouwens…, laten we eerlijk zijn: zonder lepel kun je toch maar moeilijk roeren, toch?! En zo raken de lepelaars het al discussiërend toch weer met elkaar eens en schudden ze dat malle idee van (dreigende) lepelloosheid uit hun denken. Zo blijft alles bij het oude en vertrouwde – inclusief al z’n problemen (die we goed kennen; gelukkig).

Maar toch… Toch zit het ànders. Alles in het ondermaanse vertoont gedrag in, zoals dat zo mooi heet, tijd en ruimte. En door de tijd heen verandert er met al dat gedragsgekrioel van wie of wat dan ook maar van alles en nog wat. Alles is, m.a.w., continue in beweging (in-formatie heet dat ook wel) – al beweegt, dat moet gezegd, natuurlijk niet alles even snel, intensief enzovoort. In heel wat bewegingen valt vaak een patroon te herkennen: van bijvoorbeeld machines waarderen we het enorm dat ze tot-en-met voorspelbaar gedrag vertonen (anders zou hun toepassing nooit zo’n hoge vlucht hebben genomen). Andere bewegingen zijn weer een stuk grilliger: van gemotiveerde wezens (vooral mensen, katten, …) weten we dat ze nog wel eens ander gedrag vertonen dan verwacht/wenselijk (volgens bepaalde waar-nemers – eveneens gemotiveerd; alleen ànders).

Hoe dan ook… er is daar dus die informatie-kluwen die continue in-formatie is en waaraan tal van actoren onafgebroken bijdragen leveren. Hoe maak je daar nu situationele chocola van? Hoe laat je daar nu steeds weer die situationele lepels verschijnen? Van moment tot moment (tijd). En van situatie tot situatie (ruimte). Chocola van heldere betekenis waarmee je trefzeker verder komt? Zodat we de hedendaagse veelheid aan (digitale) klokken steeds helder horen luiden en daarbij ook steeds weten waar al hun situationele (k)lepels hangen.

Ja, laat die lepels nu maar gewoon hangen! Ze zijn immers als zeepbellen die uiteenspatten zodra je d’r naar wijst; ze zijn niet te vangen/(be)houden. Ze poppen met situatie-en-al op… en verdwijnen er ook weer mee.

 

75. HH, dank je wel voor je advies me “eerst ook eens te verdiepen in [het recordkeeping] perspectief (vak), voordat je je informatiekundige adviezen te berde brengt.” Nu is informatiekunde óók een vak – met een eigen kijk-/doe-/denkwijze – met een eigen vakbril zeg dus ook maar. Ja, voor je het weet… is er voor iedereen wel een schoen die behoorlijk past, nietwaar?!

Wie een perspectieftekening maakt, werkt met, zeg maar even, één verdwijnpunt vanwaaruit een aantal hulplijnen ‘vertrekt’. Bìnnen die hulplijnen wordt de tekening vervolgens a.h.w. ‘opgespannen’. Recordkeeping kun je zien als zo’n verdwijnpunt en binnen de (nota bene!) zèlf gekozen hulplijnen wordt vervolgens, wat men noemt, het vak opgespannen. Voor informatiekunde (dat heel in het bijzonder let op de informatische aspecten van wie of wat dan ook maar) moet ik, wil ik van waarde kunnen zijn voor bijv. recordkeeping, een verdwijnpunt kiezen dat vèrder weg ligt zodat het óók, bijv., recordkeeping kan omspannen (v.w.b. het informatische aspect). Omgekeerd zal er ook wel een aspect te bedenken zijn waarbij recordkeeping informatiekunde omspant. Een zo ruim mogelijk opgespannen informatiekundig ontwerp zal beslist tot duurzamer recordkeeping (IT-hulp)constructies leiden. Wat moet er tot contextuele informatie gerekend worden? Dat was, klopt, de oorspronkelijke (ontwerp)vraag. Daaraan gekoppeld is de (constructie)vraag m.b.t. recordkeeeping.

Jammer dat de lepel aan jou niet (zo) besteed lijkt. Het is (even) niet anders. Hilarisch om te lezen dat uitgerekend jij als recordkeeper annex metaforisch lepelaar mij van obsessief gelepel beticht. Humor! Daar moest ik wel hard om lachen. Dank je wel, dat geeft toch ook weer extra kleur aan een toch al bijzondere dag. Maar goed, wellicht dat POL’s anker/vaar-metafoor je beter ligt. Prima! Overigens… wat ik hier (in de vorige alinea) probeer aan te reiken… gaf POL al prachtig weer in zijn eigen bijdrage.

 

76. HH, dank voor de youtube-link RecordKeeping Continuum; Barbara Reed. Reed stelt in “Some of the major recordkeeping understandings” dat… lepels eigenlijk niet bestaan – ze bevinden zich in “a constant state of becoming”. Weg met het primaat van de lepel zegt ze daar zelfs! Het draait eigenlijk om de context; die “is as telling as its content”. Daar waar Reed (wat verderop in het filmpje) de cirkels uit de doeken doet… veronderstelt ze een “messy start”. Maar er is natuurlijk helemaal geen start; er is slechts situatie/context waarbij een waar-nemer om de één of andere reden belangstelling toont voor iets (in de ogen van de waar-nemer) speciaals in die situatie/context. En vanaf dat moment geraakt een (volgens recordkeeping continuum)… “record” in the process of becoming. Een record dat zijn leven en zijn bestaan volkomen dankt aan de belangstelling van een waar-nemer en aan de aanwezigheid van een zich voortdurend ontwikkelende situatie/context. Zodra ten minste één van beiden hapert/wegvalt stokt het leven van het record. Maar zover gaat Reed (nog) niet….

 

77. “Even terug naar de vraag”, naar de discussie, zo stellen o.a. EdR en HH voor. Prima! Wat is contextinformatie?

Bij informatie draait het om betekenis. Betekenis tot trefzekere actie. Maar hoe komen we dan tot de precieze betekenis van, zeg maar even, X tot trefzekere actie?

Ja, zo weten we: dat hangt er maar van af… Namelijk van de situatie. X in een (iets) andere situatie? Dan ook een (iets) andere betekenis van X! En dáár komt context om de hoek kijken: informatie betreffende de situatie. Want X is altijd X-in-situatie. X bestaat nooit an sich, maar altijd als die onlosmakelijke twee-eenheid: dus mèt situatie. En die twee-eenheid is geen constante, geen sitting duck, geen absoluut gegeven, maar is voortdurend aan verandering onderhevig – en ‘levert’ (door de tijd heen) derhalve een opeenvolging van betekenissen voor X op. Informatie is altijd in-formatie (in the process of becoming – zo je wilt).

Wat is (dan) contextinformatie?

X kunnen we alleen duiden als X-in-situatie. Informatie-inzake-X kunnen we alleen duiden in combinatie met informatie aangaande de situatie waarin die X zich bevindt. Als we Informatie-inzake-X “Text” noemen, dan kunnen we informatie aangaande de situatie waarin die X zich bevindt “Con-Text” noemen. En Text kan op zijn beurt natuurlijk weer bepalend zijn voor kleinere stukjes binnen Text; dat zou je dan, relatief t.o.v. Text en bijbehorende Con-Text, de In-Text kunnen noemen. Enzovoort. Door en door open dus.

Maarre… wat is (dan) contextinformatie?

Zo zie je dan (in gedachten, hoop ik) verschijnen een heus weefwerk/netwerk van onderling gerelateerde informatieknooppunten. Als je je dan focust op één bepaald knooppunt (dat knooppunt wordt dan even Text), en je dat knooppunt a.h.w. naar voren trekt… dan zie je een riedel aan andere knooppunten mee naar voren komen (pak bijv. een visnet bij één van de knopen op en je ziet het gebeuren). Sommige knooppunten zijn direct aan Text gerelateerd, anderen indirect, weer anderen nog indirecter – enzovoort. Al die mee naar voren komende knooppunten vormen een verband. Dat verband treedt op als Con-Text voor de Text waarop je je focust. Maar…, je had je natuurlijk net zo goed op een ander informatieknooppunt (een andere Text) kunnen focussen… met een, dat kan niet anders, (iets) andere eraan gerelateerde Con-Text. Enzovoort. Vooruit, noem het een informatieknooppunten-continuüm!

Maarre… waar houdt contextinformatie (dan) op?

Tja, een goed verstaander heeft aan een half woord (meer dan) genoeg. En wie van toeten noch blazen weet… die heeft heel veel meer context nodig. Met bijv. een goede (vak)opleiding (in bijv. recordkeeping) kan de behoefte aan contextinformatie binnen de normaal geachte (?) perken worden gehouden: de professional raakt met zo’n opleiding immers goed/steeds beter afgericht t.b.v. een bepaald soort werk (volgens een bepaald wereldbeeld).

En dan/daarmee eindigt dan plots de discussie. Zo stormenderhand de discussie opkwam, zo snel is-ie ook weer geluwd.

 

78. In een wereld die veranderlijker is dan ooit… staat efficiency helemaal achteraan in het woordenboek!

 

79. De ‘moderne’ mens ‘ontwikkelt’ zich, vrees ik, meer en meer tot een Hebben-mens (human-Having)… is ook meer en meer een mens die niet of nauwelijks meer in de rust van Zijn kan zijn (human-Being; Zijn-zucht); hij/zij moet al maar meer/anders Hebben – dàt beschouwt hij/zij als zijn/haar najagens‘waardige’ ‘vooruit’gang. Rare lui, die mensen.

 

80. I would say…: Heavily and incessantly seduced by IT… humans finally began to neglect their specific human capabilities and started to restrict their thinkings, talkings and behavings all the way down to the cybernetic level. And, no wonder; in such a crippled environment AI can create itself a real foothold. But it’s not AI that’s ending the human race (as Hawkings fears) – no, it’s the IT-seduced human race that – without realising it – joyfully makes way for AI. That’s what we call progress, or innovation.

 

81. Als ik René’s betoog goed begrijp… is zo’n falend ICT-project eerst en vooral een manifestatie van gebrek aan “grip van de Kamer op de uitvoerende overheid” en/of van de politiek die geen “greep heeft op de ambtenarij” zodra het om abstracte zaken gaat. Au!

 

82. P, ik dacht nog eens even terug aan ons gesprek van, sjonge, wat vliegt de tijd, afgelopen 12 november in Groningen. Hoe gaat het met je aanzet(ten) voor de Laan van de Leefomgeving? Lukt het om de informatiestromen netjes op de verschillende rij(baan)tjes te krijgen? Ik ben wel benieuwd of je nog mogelijkheden ziet voor stelselmatig informatiemodelleren – wat toch de aanleiding voor die 12e november vormde!

 

83. Maar het m.i. allergrootste probleem is (nog altijd) dat men informatie voor meer dan vanzelfsprekend aanneemt en daarmee eigenlijk in het geheel niet ziet staan. De gedachte komt niet eens op! Hooguit een split second. Men kiest Processen en Applicaties dom-weg als vertrouwd en dichterbij liggend verdwijnpunt en slaat daarmee de loopplank naar de doorbraak-boot volledig mis. En hoe noemen ze? Innovatie(f). Zucht.

 

84. Waar staat de “i” in “i-minister” (eigenlijk) voor? Voor informatie of voor ICT? Mogelijk wordt zo’n vraag als irrelevant ervaren: “wat maakt dat nu uit?!” Maar: is dat waar?

ICT gaat van ‘oudsher’ eigenlijk allen maar over technologie (icT dus). Informatie komt daar dus niet (of nauwelijks) aan bod; dat beperkt zich tot de technische kant ervan – die steevast als data door het leven gaat. Vanuit de kant van ICT krijgt informatie geen aandacht van betekenis; ICT maakt de boel technisch (data dus) voor elkaar. De rest is pakkie-an van ‘de business’. En ‘de business’…? Die gaat er zonder ook maar één woord (of gedachte) aan vuil te maken van uit dat ICT dat allemaal wel regelt. Wie anders?! Oei! Daar ‘zit’ m.a.w. een niemandsland tussen.

Praktisch gezien lijkt het me daarom uiterst onverstandig om ICT en informatie maar slordigweg op één hoop te blijven gooien. Zo komt de crux (informatie) nooit fatsoenlijk òp tafel en blijft niemandsland ònder tafel. Wie/wat zal de business wekken? ICT komt niet op het idee haar wakker te kussen.

 

85. Goed om te horen dat je nog altijd mogelijkheden voor stelselmatig informatiemodelleren ziet! Blij te horen dat je Pieter Wisse serieus neemt en dat verdere oriëntatie vorm krijgt.

Eveneens goed om te horen dat ook Rijkswaterstaat eerste stappen zet op weg naar stelselmatig informatiemodelleren! Ja, het zou geweldig zijn als het besef van noodzaak van geheel-anders-modelleren-van-informatie verder en verder gaat doorbreken teneinde gebruik/toepassing ervan maatschappij-breed en duurzaam hout te laten snijden. En eerlijk gezegd… ben ik reuze benieuwd wat zij zoal aan eerste stappen hebben gezet!

Je merkt (weer) dat ik er enthousiast over ben! En ik ben dan ook blij dat je mijn ‘bemoeizucht’ opvat als meeleven! Succes met de verdere voorbereidingen (enne… mocht je nieuws over de eerste stelselmatige-informatiemodelleer-stappen van Rijkswaterstaat met mij mogen/willen delen… ik houd me aanbevolen).

 

86. Hoe suf moet je eigenlijk zijn als overheid om als “digitale overheid” voor het voetlicht te willen treden? En ook: Hoe suf moet je eigenlijk zijn als ICT om daar in mee te gaan?

 

87. Bij informatie draait het simpelweg en steeds maar weer om heldere-situationele-betekenis-tot-trefzekere-actie (zo je wilt: besturingsactie). Verder is het feitelijk niet echt zo dat iemand om informatie vraagt, nee, het is eerder andersom: informatie vraagt om bepaalde actie (van iemand): every sign (information) is a request for compliance (Wisse). Zolang we onze informatie maar hardnekkig en individueel en per probleem blijven structureren (modelleren) … raken de informatievragers (die al sinds jaar en dag in een netwerkmaatschappij leven waar zo zo’n beetje alles inmiddels volatiel is geworden) alsmaar heviger geconfronteerd met verwarring over betekenis van tekens die ze in massa op zich afgevuurd krijgen. Dat moet je niet oplossen met psychologie, maar met INFRA-structuur voor informatie. Paarden horen, voor zover ik weet, vóór de wagen (volkswijsheid).

 

88. Why do people like to hack the future-of-X by prefixing it with ‘digital’? Has anyone ever seen a person-alization explosion by digital-izing our society the way we do? In my mind digital-ization primarily de-person-alizes persons and ‘personalizes’ their gadgets. We’re making real progress… or…?

 

89. Ook bij zoiets als privacy draait het – nou, ja – zou het móeten draaien om… evenwichtige onderlinge verhoudingen tussen alle aan (informatie)verkeer deelnemende individuele (natuurlijke)personen, rechtspersonen en andere personenverbanden. Welke machten zouden daarvan een fervent voorstander en voorvechter moeten zijn? Welke machten zijn het die dat broodnodige evenwicht alsmaar verder verstoren? Ten gunste van wie? Krijgt privacy wellicht steeds meer trekken van prifarcy?

 

90. Onze huidige privacywetgeving is een hopeloze lappendeken – stamt uit postduif/postkoetstijdperk en voldoet domweg niet meer. Maar er zijn (alweer sinds jaar en dag) veelbelovende aanzetten tot structurele verbetering. Kijk maar eens in de bundel “Interoperabel Nederland” (Forum Standaardisatie) – trouwens… lees gerust ook Interoperabel Europa…. In die bundel staat de bijzonder lezenswaardige bijdrage Manifest voor informatieverkeer. Het eerste artikel bevat de crux; de overige artikelen vormen ‘slechts’ nuanceringen t.b.v. maatschappelijk evenwichtig informatieverkeer.

 

91. Ha, ha, prachtig neergezet! Inderdaad “werken er nogal wat toeristen in de ICT”! En voor je het weet komt er ook nog een i-minister bij; een “waterhoofd op een kennisgat” zoals jij het aanreikt. Nee, bedankt – met die digi-commi-nog-wat die “altijd leuke dingen [heeft] mogen doen” – verbijsterend, niet?! – slaan we de plank ook al weer zo suf mis.

 

92. Goede wetten/regels getuigen inderdaad van visie, klopt! Toch zijn ze – ook dan – niet bestand tegen kwalitatieve veranderingen in maatschappij. In geval van dergelijke veranderingen moeten wetten drastisch worden aangepast. En wel om de onderlinge verhoudingen op evenwichtige wijze te waarborgen t.b.v. ALLE deelnemers aan modern informatieverkeer: natuurlijke personen, rechtspersonen, samenwerkingsverbanden, overheden, …. Welke machten/machthebbers… (#89).

 

93. PW schrijft in reactie op #90: “Dat onze huidige privacywetgeving stamt uit postduif/postkoetstijdperk zal ik maar als een stijlfiguur opvatten, want dat slaat helemaal nergens op. […] Kunnen we ons bij privacy eens beperken tot de feiten?”

Tja… Feit is toch dat we in een informatie/netwerkmaatschappij leven waar informatie ongeveer op lichtsnelheid over de planeet flitst, zowel eindeloos als moeiteloos wordt gekopieerd en door jan en alleman op een veelheid aan manieren voor een veelheid aan karretjes wordt gespannen? Feit is toch dat niemand van ons de kost zou willen geven aan hen die die zich eigenaar van informatie rekenen zodra ze er houder van zijn? Feit is toch dat het leeuwendeel van onze huidige bestuurders van (implicaties van) digitalisering geen kaas heeft gegeten? Feit is toch dat digitalisering tot in de haarvaten van onze samenleving is doorgedrongen? Feit is toch dat het leeuwendeel van onze bestuurders eigenlijk niet meer zo heel goed weet wat de tegenwoordige aard is van hetgeen ze besturen? Feit is toch dat over-heid er is voor díenen van onder-daan en dat die overheid de evenwichtige verhoudingen tussen partijen in de samenleving dient te bewaken en te bevorderen? Feit is toch dat onze privacywetgeving weliswaar regelmatig wordt bijgesteld, maar dat het dweilen is met de kraan open omdat ze niet is berekend op voorgaand opgesomde feiten? Feit is toch dat alleen misstanden (soms) (een beetje) worden aangepakt – als er iemand is die genoeg macht heeft of hard/lang genoeg schreeuwt? Feit is toch dat de alsmaar toenemende aantallen inbreuken op privacy ons ertoe zouden moeten aanzetten andere potjes op het vuur te zetten? Wat een feiten….

 

94. Tja… Besef goed… ICT is alleen maar het… hulp-mid-del-tje. Onze aandacht zou dus niet zozeer uit moeten gaan naar ICT en ICT-ers. In tegendeel! Het draait om informatie-tot-trefzekere-actie in handen van deelnemers aan maatschappelijk informatieverkeer. Dat moet je allereerst grondig be-grijpen. En dan… pas dan… niet eerder… zoek je er de juiste hulp-mid-del-en bij – ICT en zo. Zolang mensen zich door ICT (dat hulp-mid-del-tje) in de luren laten leggen… niet (willen) snappen waar het werkelijk om draait… zolang….

 

95. Op 29 december 2014 publiceert Paul Brandt op Pulse (LinkedIn) zijn artikel Semantic Interoperability requires a paradigm shift in ICT, or not? Ik voel me ‘geroepen’ te verwijzen naar het werk van Peirce/Wisse op het vlak van Semiotics:

Pieter Wisse developed the semiotic triad (Peirce; http://information-roundabout.eu/articles/semiotic-triad/) into the semiotic ennead (Wisse; http://information-roundabout.eu/articles/semiotic-ennead/). Context becomes all important – so does (contextual/systematic) information modelling: http://information-roundabout.eu/articles/information-modeling-for-context-aware-systems/.

Als antwoord op zijn vraag: No – Semantic Interoperability does not require a paradigm shift in ICT. It does, however, require a paradigm shift in information modelling!

Paul reageert zowel vriendelijk alsook voorspelbaar op mijn opmerkingen. Mijn reactie erop luidt: Paul, you “find [Wisse’s] style of reporting very complicated to get a full apprehension of his message”. Well, isn't that always the case when you study something from another realm/paradigm? Yes, indeed that does require quite a lot of pit-bull-studying! So, yes, indeed: you “should give [Wisse’s work] another try”! In case you need help… you can always ask me.

 

 

 

December 2014, 2014 © Jan van Til