Tijd voor grondiger reflectie
Jan van Til
Naar
aanleiding van de oratie van Daan Rijsenbrij
als professor van de Universiteit Nijmegen op 1 oktober 2004 plaatste ik op http://finance.groups.yahoo.com/group/Rijsenbrij_VantVeld_discussie/
een reactie op Daan’s derde stelling:
Stelling
3: “De wanorde in het applicatielandschap en de IT- infrastructuur bij veel
ondernemingen wordt veroorzaakt door een gebrek aan digitale architectuur”.
Wanorde is een woord dat we vaak gebruiken voor een orde die we nog niet of
niet langer ervaren. Liever dan van wanorde zou ik hier toch willen spreken van
een ordening die – ooit voldoende functioneel – vandaag de dag meer en meer
moeite heeft als een coherent geheel aan ons te verschijnen: ergens wringt het,
knelt het; dat voelen we duidelijk. Maar dat is toch
nog geen wanorde?
Wellicht moet er tijd vrijgemaakt worden voor grondiger reflectie. Herbergen de
afgelopen decennia niet een schat aan ervaring met en van en zonder IT? Zijn
verkeersaders en verkeerspleinen voor informatieverkeer
in en om onze organisaties inmiddels niet ruimschoots voorzien van allerhande
vormen van informatica plaveisel en straatmeubilair? Reflectie vindt al wel plaats
– ook de stelling illustreert dat: “applicatielandschap” is een woord dat
ontstond toen langzaam maar zeker bleek dat onze zienswijze (ons IT model van
de ‘wereld’) inzake ons omgaan met applicaties steeds
disfunctioneler werd. We begonnen toen aan te nemen… dat applicaties beter in
hun onderlinge samenhang konden worden bekeken dan in – tot dan toe
gebruikelijk – isolement. En dat gaf zicht op het drama dat zich in de daaraan
voorafgaande jaren had voltrokken, want met een dergelijk ‘brede’ blik op de
wereld was (en is?) immers (vrijwel) geen enkele applicatie ontworpen.
Nu laten wij ons niet maar zo uit het veld slaan. Van ‘jongs af aan’ hebben we
ons al meesters getoond in het voortdurend presenteren van steeds betere
Haarlemmer Olie. Keer op keer was en is ons optimisme niet te stuiten. Als ‘gekken’
begonnen we onze wereld (applicaties) aan elkaar te knopen – en dat doen we nog
steeds: integratie is ‘hot’. Data-inconsistentie deed haar intrede en slaat
hardnekkig om zich heen. Ooops, is er dan ‘iets’ dat
nog omvattender is dan ‘onderlinge samenhang’?! Ja,
hoor – en de jongste versie van deze wonderolie hebben we. . . “architectuur”
gedoopt. En het gebrek aan (digitale) architectuur is dan nu ook de boosdoener
en oorzaak van de huidige deplorabele toestand van ons applicatielandschap (en IT-infrastructuur).
Naar mijn idee snijdt de stelling onvoldoende hout. Als de therapie van vandaag
digitale architectuur heet… Hoe luidt dan de diagnose? Aan welke kwaal lijden
wij dan eigenlijk? Is de tijd niet rijp voor grondiger reflectie? Let wel: aan
de goede bedoelingen twijfel ik niet – geen seconde.
Maar zonder duidelijke diagnose slaan we – voor we het weten – opnieuw aan het
pionieren.
Oké, wij zijn ‘producten’ van onze Westerse samenleving met haar onverwoestbare
geloof in de maakbaarheid van alles wat we maar beetpakken. Maar de tijd van
het digitale Wilde Westen is voorbij. De bel is al gegaan; het speelkwartier
voorbij. De business zit al lang in de klas en wil verder. En wij? Zijn wij al
voldoende bij de (juiste) les? Wat dat betreft sprak het verhaal van Marleen
Stikker (“De Verhalentafel”; LAC 2004) meer dan boekdelen!
Nieuwe versies Haarlemmer Olie zullen naar mijn idee uiteindelijk leiden tot
het bizarre inzicht dat we onszelf weliswaar een
schitterende ruimte met riant uitzicht op een zonovergoten zee hebben
ingericht… maar dat die ruimte zich in een kelder van de grot van Plato bevindt (naar Rijsenbrij).
Zouden we misschien – zonder het (al duidelijk) te beseffen – bezig zijn tegen
bepaalde grenzen aan te lopen; grenzen die we alleen door middel van een
kwaliteitssprong kunnen oversteken? Moeten onze aannames over onze wereld dan
toch radicaler op de schop? Zouden we het digitale bolwerk dat we in de achter
ons liggende decennia hebben laten verrijzen, (deels) moeten slechten en met
behulp van – werkelijk – nieuwe inzichten weer herbouwen?
Februari
2005, 2005 © Jan van Til